Nieuwe Media
in het
Actuele Debat
Cursus: Nieuwe Media in het Actuele Debat
Document: Logboek 2 (plus logboek 1)
Datum inleveren: 09-11-2010
Docent: Erna Kotkamp
Student: Ludwine Dekker
Studentnummer: 355 4090
Inhoudsopgave
Inleiding
Als eerste wil ik aangeven dat het Logboek uitgebreid is geworden door onder andere de bibliografie van het groepsdebat, de argumenten uit het einddebat en als laatste de feedbackbijlage.Ik wil direct aangeven dat de feedbackbijlage erg belangrijk is om vooraf te lezen. Ik heb met deze bijlage geprobeerd constructief met de feedback om te gaan die ik heb gegeven. Zoals ik het begrepen heb zou het cijfer dat ik voor mijn eerste Logboek heb ontvangen, het cijfer zijn dat ik zou ontvangen als ik zo zou doorgaan. Een groot gedeelte van het daadwerkelijke cijfer zou gebaseerd zijn op het verschil tussen het eerste en tweede Logboek; de leercurve.
Ik heb deze leercurve extra willen verduidelijken door tussentijds om feedback te vragen, en de ontvangen feedback ook echt te gebruiken. Hoe ik dit heb gedaan is terug te vinden in de bijlage, dus ik stel voor deze eerst te lezen, zodat duidelijk blijkt wat ik heb verbetert.
Verder wens ik u natuurlijk veel leesplezier!
Week 1 & 2
Filmanalyse
Gekozen personage: de 'arbeider'Beschrijving: een gemiddelde man met een gemiddelde opleiding en een gemiddelde baan. Zoals hij er zijn zijn er miljoenen. Hij is geen gefrustreerd, kwaad of anderszins bijzonder personage, maar iemand die naar de rechtbank komt omdat het zijn burgerplicht is. Hij is niet bijzonder intelligent of dom, niet emotioneel verbonden met de beschuldigde maar ook niet harteloos of ongevoelig. De arbeider vertegenwoordigd Jan Modaal, en gaat af op de dingen die hij voorgeschoteld krijgt. Hij is niet ongeïnteresseerd of kwaadwillig, maar het verhaal lijkt logisch, aannemelijk en er is in eerste instantie weinig tegenin te brengen. Zijn besluiten zijn intuïtief en ondanks dat ze wellicht fout zijn, zijn ze niet veroorzaakt door ongeduld, woede of desinteresse maar door een gebrek aan een aannemelijk tegenargument. Hij zou een verkeerde beslissing hebben gemaakt, op basis van goede intenties en vertegenwoordigd daarmee een groot deel van de mensen dat 'echt wel zijn of haar best doet', maar simpelweg niet goed in staat is te oordelen. De arbeider laat zien dat eenvoudige, welopgevoede mensen met respect voor anderen toch tot de verkeerde conclusies kunnen komen.
Lichaamstaal:
1e x spreken:
probeert zich dingen voor de geest te halen: fronsen, ogen dichtgeknepen, lippen bijten
probeert een standpunt te 'verdedigen'/ bevestigen ('right): knikken met hoofd, open gezicht door verbazing
in de toiletten:
wil nog iets zeggen: komt niet direct/ gladjes uit woorden, gewoon hand in de lucht voor aandacht, veronderstellend tikje bij tegenstelling (supposing), handen in zij bij 'tegenspreken' om open, niet vijandelijk houding aan te nemen
verdedigen oude man:
boos, verontwaardigd:
direct opstaan, maken punt: vinger beschuldigend wijzen, niet direct stem verheffen
aanmoedigen oude man: op tafel leunen naar oude man toe, alle aandacht op oude man vestigen, opnieuw kans geven
Debatanalyse
Gekozen debat: http://www.youtube.com/watch?v=TE762uPnXTkToelichting: ik heb dit debat gekozen als beste en slechtste debat, en de goede en slechte punten uitgelicht.
Dit debat was goed omdat er duidelijk definieerde partijen aanwezig waren zoals een 'voorstander', 'tegenstander' en een voorzitter die het woord gaf. Verder is er aan het begin geen duidelijke stelling, maar dit komt doordat de kijker pas halverwege inspringt. Omdat het een (gedeelte van) een kamerdebat is, kan men er vanuit gaan dat er ook een duidelijke stelling is. De randvoorwaarden zoals stelling, deelnemers, tijd, verdeling van het woord, zijn aanwezig. Alle deelnemers spreken de voorzitter aan zodat de inhoudelijke punten worden aangevallen, in plaats van de personen zelf.
Dit debat was niet goed omdat de deelnemers per persoon enkele fouten maakten. Een voetnoot is dat dit stukje debat uit zijn context is geplaatst, en men het oorspronkelijke discussiepunt niet kent. Ook is dit filmpje gemonteerd en erop gericht Wilders in een kwaad daglicht te zetten. Hierdoor komen enkele fouten van Wilders maar ook de andere deelnemers duidelijk naar voren.
Halsema goed omdat:
– goed correct Nederlands,– goed 'emotional appeal'
– duidelijk verwoorden wat haar stoort of teleurstelt
teruggaan naar het eigenlijk discussiepunt
aangeven waar de discussie niet over gaat
Halsema niet goed omdat:
afstandelijk taalgebruik
Dibi goed omdat:
– duidelijke onderbouwing van zijn reactie– duidelijk kunnen aangeven waar Wilders een fout maakt in zijn redenatie
Dibi niet goed omdat:
soms niet goed uit zijn woorden komen, niet vloeiend
Wilders goed omdat:
– bewijs heeft voor zijn stellingen (interviews, opiniepeilingen)– bewijs heeft voor zijn stellingen (interviews)
– concrete kritiekpunten
Wilders niet goed omdat:
– veralgemeniseerd (“iedereen ziet”), veronderstelt– onduidelijke terminologie (islam, islamieten, Koran, ideologie, etc.)
– trekt verkeerde conclusies uit bv. Opiniepeilingen
respectloze woordkeuze
Rutte goed omdat:
– duidelijke vraag– specificeert
Rutte niet goed omdat:
onderbreekt
Week 2 & 3
Debatanalyse
Debatgroep:Ryanne Turenhout
Thomas van Boeschoten
Sandra (Timmerman)
Nog twee studentes
Stelling: “Het niet-commercieel gebruik van auteursrechtelijk materiaal moet beschermd worden” (niet de exacte verwoording, maar dit geeft de strekking weer).
Algemeen en positieve punten
Het betrekken van de zaal door kaartje en het tussentijds toetsen van de meningen was een goede zet. Hierdoor bleef men over het algemeen betrokken. Ook het vooraf aankondigen van de structuur van het debat, wat er ging gebeuren en het weergeven van de context van de stelling waren goed geregeld. Het debat zelf ging niet erg 'hard-tegen-hard', dus ingrijpen van de voorzitter was niet heel erg nodig. De deelnemers waren redelijk op de hoogte van elkaars argumenten, dus onduidelijkheden wat dat betreft waren er niet. De voorzitter heeft verschillende keren een korte samenvatting gegeven en vragen gesteld om het debat op gang te houden, hoewel ik denk dat het verdelen van de spreektijd tussen deelnemers beter had gekund.
Verbeterpunten
Het belangrijkste punt was dat de stelling zelf, of in ieder geval enkele begrippen uit de stelling, beter gespecificeerd had moeten zijn. 'Niet-commercieel' was hierbij wat mij betreft het grootste probleem. Een voorbeeld was een argument dat heel doeltreffend 'had kunnen zijn als' de term niet commercieel duidelijker was geweest:
Partij A): het gebruik van Mickey Mouse door een kinderdagverblijf verbieden, terwijl er net zoveel andere tekenfilmfiguren aanwezig zijn (dus dan betreft het niet alleen Disney), is onzin.
Er had gezegd kunnen worden dat dit inderdaad onzin is, omdat er geen geen geld aan verdiend wordt, en het doel is decoratie. Maar omdat 'niet commercieel' niet duidelijk gedefinieerd werd, kon partij B stellen: “Ja, maar het maakt zo wel indirect reclame”
De uiteindelijke conclusie door de zaal leek dan ook te zijn dat het 'zo niet' vast te stellen was of auteursrechtelijke bescherming al dan niet van toepassing moest zijn, omdat de situatie, de gevolgen, etc. niet duidelijker waren verwoord.
Tekst en hoorcollege: analyse
Mijn hoofdpunt naar aanleiding van de presentatie door Tim Kuik en het artikel van McLeod is dat er een aantal definities met betrekking tot rechten op ‘ideeën’, ‘Intellectual Property’, ‘inspiratie’ en ‘product en idee’ moeten worden verduidelijkt, voordat hierover wetgeving wordt gevormd of wordt toegepast.Op pagina 86 geeft McLeod aan dat “Mashups allow people to participate in”. Hoe verhoudt het ‘participeren’ op of aan internet zich tot het (illegaal) downloaden van bestanden, of het vervormen ervan. Een beeld in relatie tot de bedrijven-consumenten verhouding die hierbij in mij opkomt is dit:
Een kind krijgt van zijn moeder een teddybeer. Verrukt neemt het kind de teddybeer op sleeptouw, en eindigt uiteindelijk in de speelkamer waar hij het knuffelbeest op zijn bureautje zet en natekent. Volgens het kind een prachtig kunstwerk waar hij uren aan gespendeerd heeft, en op school herkennen zijn vriendjes de desbetreffende teddybeer aan de hand van de tekening die het kind heeft gemaakt. De tekening wordt in de gang gehangen zodat iedereen ervan kan genieten. Dan komt zijn moeder, ziet de tekening gebaseerd op de teddybeer en rukt het van de muur. “Betalen!”, roept ze, “want dat is *mijn* teddybeer, die ik jou heb gegeven!”
Dit is waarschijnlijk geen volledig sluitende metafoor, maar ik kan me naar aanleiding van de lezing van donderdag 23 september niet onttrekken aan het idee dat ‘feiten’ over dit onderwerp niet erg van belang zijn. Eén van de studenten in de zaal merkte op dat consumenten wellicht helemaal niet het ‘gevoel’ hebben iets fout te doen; net zoals de verschillende personen in die in het artikel van McLeod worden aangehaald.
Daargelaten dat in het geval van sommige mash-ups wel degelijk voor de producten is betaald, waar dit bij illegaal downloaden niet altijd zo is, is het claimen van een ‘idee’ al een risico op zich. Wat is een ‘idee’? Intellectual property slaat op een ‘idee’ dat aan iemands gedachten is ontsproten. Wanneer we hierbij kijken naar mash-ups, dan is het ‘idee’ van de specifieke mash-up van degene die de mash-up heeft bedacht; niet van degene die het materiaal aanleverde dat de maker inspireerde tot het maken van de mash-up. Wanneer over dat laatste IP-‘belasting’ moet worden betaald, dan gaat het om een product, namelijk, het specifieke nummer dat de maker gebruikt heeft voor de mash-up.
Bovendien is een probleem waar de creatieve sector vaak tegenaan loopt het gegeven dat ‘alles als is bedacht’. ‘Beter goed gejat, dan slecht verzonnen’, luidt vaak het motto. Bovendien zou er buiten het de term ‘Intellectual Property’ nog een term moeten worden verduidelijkt om hierover rechten te kunnen claimen, namelijk de term ‘inspiratie’. Waar stopt inspiratie en waar begint een Intellectual Property?
Zoals eerder aangegeven zullen er mijn inziens bepaalde termen moeten worden verduidelijkt. Het voorbeeld over het kind en de teddybeer schetst niet alleen een emotionele beleving die consumenten wellicht ervaren, maar ook de machtsverhoudingen. Het enige middel dat consumenten momenteel lijken te hebben om duidelijk te maken dat zij de zaken graag anders zien, is door door te gaan met wat ze willen doen. Er is geen vertegenwoordiger die machtig genoeg is om eisen van consumenten op te stellen en hiermee de entertainmentindustrie onder druk te stellen.
Ik denk dat het herzien van de terminologie die momenteel wordt gebruikt door de ETI zal leiden tot een maatschappelijk debat over wat de termen nou precies inhouden. Als dit wordt aangesneden zal er ook ruimte worden gemaakt voor de beleving die men heeft bij het internetgebruik. Hoe kan een consument stoppen met het overtreden van de wet (als dat zo is), wanneer deze niet in de gaten of het gevoel heeft dat ze iets illegaals doet? Betekend het en masse downloaden of bewerken van entertainmentmaterialen niet gewoon dat er een omslag is van wat als ‘goed’ of ‘fout’ wordt gezien? Ik denk dat als er een oplossing gevonden moet worden voor het huidige spanningsveld, dat dit de prioriteit heeft, en niet het krampachtig dwingen consumenten te betalen voor dingen waarvoor ze niet willen betalen.
E駭-op-鳬n debat
De hierna volgende stelling is als volgt uitgewerkt:Mariana Kniveton: voor (de entertainmentindustrie doet niet haar best)
Ludwine Dekker: tegen (de entertainmentindustrie doet wel haar best)
Stelling
“De entertainmentindustrie doet niet goed genoeg haar best tegemoet te komen aan de ‘nieuwe’ gebruiker.”(MK) Ondanks het feit dat er tegenwoordig steeds meer websites (zoals Uitzendinggemist.nl e.d.) komen waarop de gebruiker content kan bekijken of beluisteren zonder daarvoor te betalen, wordt er toch nog veel gedownload en dat laat zien dat de gebruiker niet tevreden is met wat de entertainmentindustrie hem / haar biedt. Dat ligt volgens mij aan het feit dat het aanbod van legale content vrij laag is. Je kan natuurlijk op Uitzendinggemist.nl naar het Journaal kijken, maar je kan bijvoorbeeld niet een aflevering van mad men terugkijken omdat dit een buitenlandse serie is en daar geen toestemming voor wordt gegeven. Dit zorgt voor de nodige irritatie bij de gebruiker, want op deze manier wordt je ‘gedwongen’ de serie op dvd te kopen als je het opnieuw wilt kijken, of je downloadt het van het internet. In de filmindustrie proberen ze hier wel al wat beter op in te spelen door films gelijktijdig te releasen, maar het probleem van regiocodering van dvd’s, van zowel film als tv-series, speelt downloaden in de hand (voorbeeld alice in wonderland en de protesten van Nederlandse bioscopen omdat de dvd-release te kort na roulatie van de film in de bioscopen kwam, hierdoor zouden bioscopen inkomsten verliezen. Een voorbeeld van te lang in een oud businessmodel te blijven werken).
(LD) Je denkt dat het aanbod van legale content vrije laag is, ik heb voorbeelden dat dat aanbod helemaal niet laag is; Blip.tv biedt video's aan, Google heeft filters die filteren op legale content, alle content op the Internet Archive is geupload door de makers en vrij voor welke vorm van gebruik dan ook, en zelfs de U.S. Federal Government biedt legale content aan iTunes heeft meer dan 12 miljoen platen, the Archive, dat gratis online films aanbiedt, heeft meer dan 3000 films. Er is dus meer dan genoeg legale content.
(MK)Het kopiëren van materiaal of content is van alle tijden en er kon nooit echt veel aan gedaan worden. Tegenwoordig wordt het kopiëren als een serieuze bedreiging gezien voor de entertainmentindustrie, want het zou massaal gedaan worden. Er worden dan schattingen gedaan waaruit zou blijken dat de entertainmentindustrie miljarden aan inkomsten mis zou lopen, maar dat kan onmogelijk accuraat berekend worden omdat niet na te gaan is hoeveel mensen iets zouden kopen.
(MK) Uit een onafhankelijk Canadees onderzoek uit 2007 (“The Impact of Music Downloads and P2P File-Sharing on the Purchase of Music”) is gebleken dat P2P-sharing geen of weinig invloed heeft op het wel of niet kopen van bijvoorbeeld cd’s. Het is daarom ook bijna onmogelijk om vast te stellen dat de entertainmentindustrie miljarden aan inkomsten misloopt als gevolg van illegaal downloaden.
Bovendien bleek uit ditzelfde onderzoek dat mensen die veel dvd’s, games, concert- en
bioscoopkaartjes kopen, ook meer cd’s kopen. Hieruit blijkt dat mensen die zich hier veel mee
bezighouden, ook meer producten van de entertainmentindustrie kopen.
(LD) Ten eerste betekent het niet kunnen vaststellen van cijfers over verkoop dus ook dat het niet
vast te stellen is of de ETI misschien juist wel inkomsten misloopt.
Bovendien gaat het er niet om of er inkomsten worden misgelopen, maar of de industrie met een
alternatief businessmodel komt. De bewering dat de ETI moet kijken naar de mogelijkheden om via
het internet te verkopen kan ik alleen maar onderbouwen. Het blijkt uit een onderzoek van Jupiter
Research (2009, 2) naar de Europese muziekmarkt uit opdracht van een aantal belanghebbende
bedrijven, dat de koper die online muziek koopt, het meeste uitgeeft. Ook dit geeft weer aan dat de
ETI er dus wel degelijk in slaagt het kopen van bv. muziek aantrekkelijk te maken, maar je kan niet
verwachten dat iedereen binnen een paar helemaal is overgestapt.
(MK) Omdat zoveel content tegenwoordig digitaal is, kan het gemakkelijker op een hoogwaardige
manier gekopieerd worden. Het is door digitalisering ook goedkoper om materiaal te produceren,
maar prijzen van dvd’s en cd’s zijn ongeveer hetzelfde gebleven. Dit speelt downloading alleen maar
in de hand, vooral wanneer blijkt dat het grootste gedeelte van het geld aan de marketing van de
producten wordt besteed. De entertainmentindustrie moet juist kijken hoe ze de mogelijkheden van
het internet in kunnen zetten om hun producten te verkopen, marketing- en productiekosten zouden
hierdoor kunnen dalen.
(LD) Dit gebeurt ook, op het moment waren er rond mei 2009 volgens The Guardian, meer dan 50
manieren om legaal aan film- en muziekproducten te komen. Het probleem is niet dat de ETI niet met
alternatieven komt, maar dat er gebrek is aan bekendheid. Je kant niet verwachten dat mensen van
het één op het andere moment bekend zijn met deze alternatieven. Dit is geen gebrek aan proberen
of je best doen, maar dat heeft ook gewoon de tijd nodig.
(MK)De business modellen van de entertainmentindustrie komen juist in gevaar omdat ze niet met
hun tijd meegaan of omdat ze te laat reageren op actuele ontwikkelingen. Natuurlijk kun je
tegenwoordig muziek via de iTunes Store kopen, maar als je computer crasht en je bent alle data
kwijt dan kan je je muziek niet terugkrijgen. Dan moet je in feite twee keer voor hetzelfde betalen.
(LD) Het klopt niet dat je als je pc crasht en je bent bv. je iTunes kwijt, dat je ze dan weer opnieuw
moet aanschaffen. Op verschillende fora zoals MacRumors, Amazon en Kioska staan berichten
van iTunes gebruikers die hun producten na een crash gratis hebben kunnen herkrijgen. Bovendien
staat er op de iTunes site een uitgebreid gedeelte over hoe je backups maakt en dergelijke. Het is
dus niet alsof de ETI zit te wachten tot je PC crasht zodat ze je een tweede keer kunnen laten
betalen.
Verder; uit een onderzoek van European Investment Bank was audiovisuele markt van de EU, de VS
en Japen samen in 1999, €190. Dat is 10 jaar geleden, en toen was het al een gigantische markt.
Het is onmogelijk om van een markt van deze grootte te verwachten dat het businessmodel dat deze
omvang mogelijk maakt, ineens wordt veranderd. Er wordt momenteel heel veel onderzoek gedaan
naar wat de wensen van consumenten zijn, waarom sommige consumenten wel en sommige
consumenten niet illegaal downloaden, enzovoorts. Je kan niet verwachten van de ETI dat ze één
businessmodel eruit gooit, en er zo een ander voor in de plaats zet. Als je een nieuw
businessmodel op dergelijke schaal wil invoeren dan doe je een investering en die kost geld, dus
daar doe je onderzoek naar, en dat kost ook geld en ook tijd. Alleen omdat internet snel is betekent
het niet dat de gevolgen ervan ook 'zo maar even' in kaart kunnen worden gebracht.
(MK) De televisie-industrie heeft ook te laat ingespeeld op actuele ontwikkeling toen de VCR op de
markt kwam. Als gevolg van time-shifting kwam het belangrijkste aspect van het businessmodel
van de televisie-industrie in gevaar: het verkopen van het publiek aan adverteerders. Met het internet
wordt dit steeds meer onder druk gezet, want ook in dit geval hebben ze te laat op de ontwikkeling
ingespeeld.
(LD) Zoals eerder aangegeven, een dergelijk businessmodel verander je niet zo maar even.
Bovendien wordt er heel erg uitgegaan van wat de ETI niet doet, i.p.v. wat ze wel doet. De ETI ziet
ook dat digitale verkoop aanslaat en zoekt naar concessies. Er wordt net alsof gedaan dat de ETI tot
op heden mensen en masse heeft opgelicht terwijl men er vrijwillig voor betaalde, maar dat nu dat
internet er is, men eindelijk de 'echte waarde' betaalt van een product. Maar het blijft altijd zo dat
wanneer er een product wordt gemaakt, er kosten worden gemaakt, en die moeten op de één of
andere manier worden vergoedt. Als we dan kijken naar een bericht in de NYT dat de digitale muziek
aankopen zorgen voor een groter deel van de inkomsten zorgen dan de fysieke producten, dan
kunnen we dus alleen maar concluderen dat de ETI wel degelijk haar best doet.
Bronnen:
http://www.bloggingtips.com/2010/02/25/5-lesser-known-sources-for-free-legal-content/http://tech.fortune.cnn.com/tag/itunes/
http://www.frontrowreviews.co.uk/news/free-online-legal-movie-sites/2187
http://www.ifpi.org/content/library/Jupiter_Research_study_on_online_piracy.pdf
http://www.guardian.co.uk/commentisfree/2009/may/22/illegal-downloads-isps
http://forums.macrumors.com/showthread.php?t=237126
http://askville.amazon.com/purchases-back-itunes-reinstall-computercrashed/AnswerViewer.do?requestId=14508809
http://en.kioskea.net/forum/affich-100235-crashed-harddrive-with-itunes-lost
http://www.apple.com/support/itunes/#itunes_library_and_back_up
http://www.eib.org/attachments/pj/pjaudio_en.pdf
Week 3 & 4
Debatanalyse
Onderwerp
Games en OnderwijsDebatgroep
Thomas van Manen (voorzitter)Eric Alberts (voor)
Eline Muijres (voor)
Bram de Rijk (tegen)
Rick van de Sande (tegen)
Stelling
“Serious Gaming moet binnen vijf jaar een fundamenteel onderdeel worden van het basisonderwijs vanaf groep drie”Mijn rol ter evaluatie
'Scrounger'; de focus ligt hierbij op bronnen; welke bronnen werden aangehaald, hoe werden ze geïntroduceerd en wat was de achtergrond van de bronnenAlgemeen
Over het algemeen was het brongebruik van beide partijen goed, zeker in tegenstelling tot de eerdere debatgroep. Er werd meer gebruik gemaakt van bronnen, ze werden (meestal) duidelijk geïntroduceerd en dienden ook ter onderbouwing van een argument en niet alleen als 'opvulling'. Een aantal keer werden als nog uitspraken gedaan als “ik heb geleerd dat”, waarbij de deelnemer verwees naar de opvoeding. Dit is onverdedigbaar en hier viel het op dat er echt een bron miste.
Verder werd er af en toe ook gebruik gemaakt van een emotional appeal, zeker wanneer de gemoederen wat hoger opliepen. Dat was op zich geen enkel probleem, maar dan moet er wel een bron zijn die hier een basis voor vormt. Een voorbeeld hiervan was de uitspraak “zo werkt dat toch niet?”. Deze opmerking was gericht tot het publiek, en achter deze uitspraak zat eigenlijk het emotional appeal “zo doen 'wij met z'n allen' dat hier toch zeker niet: waar slaat dat op?”. Dit kan een goede manier zijn om het publiek erbij te betrekken, maar het is jammer als de debattant geen bron heeft, en het blijkt zo te zijn dat 'wij dat toevallig wel zo doen'.
Type bronnen
Het type bronnen dat werd gebruikt was over het algemeen relevant. Door zowel de voor- als tegenpartij werden de 'juiste' bronnen gebruikt; dat wil zeggen bronnen als artikelen, onderzoek of academische literatuur. Een voorbeeld van een minder goede bron, wat ook door de andere partij werd aangekaart, was een onderzoek over games. Dit onderzoek was echter van Amerikaanse bodem en had ook betrekking op Amerika. De tegenpartij gaf correct aan welke relevantie deze bron had in de Nederlandse context.Introductie en achtergrond bronnen
De introductie van bronnen wisselde nog wat. In sommige gevallen werd de bron netjes geïntroduceerd, zeker in het begin toen het debat nog wat rustiger was. Toen het debat eenmaal op gang was werd dit onvolledig of niet meer gedaan. Omdat een aantal bronnen in de 2-minuten introductie waren gegeven en men hier genoeg tijd had en rustig kon spreken, werden bronnen hier wel volledig geïntroduceerd. Vaak werd de auteur of het instituut genoemd, wat deze deed en vaak het onderwerp en het jaar van de bron. Het stoorde echter niet dat dit later in het debat niet meer naar voren kwam. Dit kwam enerzijds doordat door de goede introducties tijdens de 2-minuten introductie er bijna werd aangenomen dat de rest van de bronnen ook wel klopte. Anderzijds zou het storend zijn geweest dat toen het debat op gang kwam, er continue onderbrekingen in het argumenten zouden komen door een hele serie gegevens met betrekking tot de bron te noemen. Wanneer het nodig was hier navraag naar te doen, kon dat altijd nog gebeuren door de voorzitter of de andere partij.Tekst en hoorcollege: analyse
In de komende reflectie zal ik twee punten aankaarten; 'holistisch' v.s. 'feitelijk' leren, en continuïteit. Deze twee factoren zijn volgens mij de meest belangrijke punten die verder moeten worden onderzocht, wanneer er wordt gesproken over leren in het onderwijs. Mijn argumentatie is gebaseerd op het hoorcollege van Jacco Uden (Stichting Toekomstbeeld der Techniek), en de tekst van Herz; Gaming the System.Continuïteit
Dit aspect wordt door Herz (188) pas als allerlaatste genoemd, maar is een concept dat mijn inziens verder moet worden uitgediept. De continuïteit die plaatsvindt in het online gamen door 'character development' lijkt een goed voorbeeld van wat een student zou moeten doormaken tijdens zijn/haar periode op school (basisonderwijs, hoger onderwijs, etc.). Het opdoen van kennis over een bepaald vakgebied is momenteel opgesplitst in 'losse onderdelen'; vakken. Veel gehoorde opmerkingen zijn 'Ik snap ook niet wat dat er nou mee te maken heeft', of om bijvoorbeeld de keuze van een minor te onderbouwen, 'Dat kan je overal voor gebruiken'. Hieruit blijkt dat er een bepaalde behoefte naar samenhang is, die vaak niet voldoende wordt ingevuld.
Volgens Young is het 'holistische' leren, een manier om te leren op basis van netwerken, in plaats van kennis te forceren (3). Deze manier om kennis te verweven (8) hangt samen met het leren van concepten, in plaats van losse feiten. De samenhang tussen de onderling kennis over vaardigheden is hier wat telt, maar toch zien we hiervan erg weinig terug in welke vorm van onderwijs dan ook.
Men wordt beoordeeld op vak A, of vak B; men is goed in wiskunde, maar slecht in taal. Het huidige onderwijs lijkt eerder gebaseerd op tegenstelling, dan op een samenhangend geheel met de student of leerling als uitgangspunt. In feite wordt de student een vereenvoudigd model op basis van de uitkomsten van losse elementen. Als de nadruk zodanig bij de leerstof ligt in plaats van bij de leerling, dan is het geen wonder dat deze zich hierin niet kan herkennen (Bijbel en Onderwijs). De leerling steekt geen tijd in zichzelf, maar in de leerstof.
Holistisch leren
Het gebrek aan continuïteit heeft dus als gevolg dat, a) de nadruk op de kennis ligt, en b) de student of leerling een band mist met de leerstof. Dit lijkt in volledige tegenstelling tot beschrijving van 'characters' die Herz ons geeft; samenhangende avatars gecreëerd op basis van op elkaar aansluitende vaardigheden, die zijn verkregen door te leren en communiceren via netwerken. De focus ligt hier op de groep, maar ook op de eigen avatar; de speler investeert tijd in zichzelf. Er wordt creativiteit, kennis, vaardigheden en tijd gestoken in het maken van de avatar en de binding die spelers hebben met hun character is van emotionele aard. Deze gebondenheid heeft niets te maken met de game omgeving, de objecten of de kennis an sich. Deze worden pas belangrijk als het één geheel wordt. Er geldt dus, het geheel is groter dan de som de delen.
Toch wordt er met betrekking tot onderwijs nog van de leerling of student verwacht dat deze zijn of haar tijd steekt in het leren van losse vakken. Overal is te vinden wat er van de student wordt verwacht, maar nergens wordt verteld wat de leerling er aan heeft. De vraag 'wat heb ik hier aan', wordt nergens op een dergelijke manier beantwoord dat het leerling duidelijk wordt wat bepaalde kennis bijdraagt aan zijn/ haar eigen persoon.
Een korte toets kan worden uitgevoerd als we kijken naar vijf criteria die volgens Leavers (Alkema, 494, 495) van belang zijn bij het creëren van betrokkenheid;
sfeer en relatie (o.a. thuis voelen in de groep, jezelf durven zijn, kunnen genieten)
aanpassing aan het niveau (het groeperen van leerlingen op niveau)
aansluiten bij de werkelijkheid (zintuiglijke waarneming)
activiteit (coöperatief leren, spel, groepswerk)
leerlinginitiatief (inbreng, opstellen gezamenlijk plan, keuzemomenten)
De te beantwoorden vraag is nu; 'waar worden deze elementen meer en/of beter toegepast; onderwijs of gaming?'. Helaas zal het antwoord er in mijn beleving op duiden dat games zoals het MMO's meer van deze elementen bevatten dan het huidige onderwijs. Naar aanleiding van het hoorcollege van Jacco Uden wil ik hierbij echter een korte voetnoot plaatsen. Ondanks het feit dat ik er van overtuigd ben dat games meer betrokkenheid creëren, wil ik niet aanmoedigen het huidige onderwijs volledig op de schop te gooien. Ten eerste worden al enkele elementen toegepast; ten tweede is het lastig om te bepalen hoe kennisverwerving op basis van gaming moet worden getoetst, en als laatste denk ik dat met het oog op holistisch leren, er game-elementen moeten worden gebruikt. Er moet niet worden vergeten dat MMO´s puur entertainment zijn met elementen van educatie. Op dezelfde manier denk ik dat het belangrijk is te onthouden dat educatie onder andere gaat om het verkrijgen van kennis. Ik ben echter wel van mening dat het zwaartepunt binnen het onderwijs moet worden verschoven naar hetgeen wat MMO´s zo populair maakt; het ontwikkelen van een persoon.
Bronnen:
Herz, J.C. Gaming the System: What Higher Education Can Learn from Multiplayer Online Worlds.
Young, H. Scott. “Holistic Learning E-Book.” [-] Scott H. Young. Blog – 03-10-2010
http://www.scotthyoung.com/blog/Programs/HolisticLearningEBook.pdf
– . “Holistisch Onderwijs; Edukatern”. [2008] Bijbel en Onderswijs. – 03-10-2010
http://www.bijbelenonderwijs.nl/index.php?view=article&id=168%3Aholistisch-onderwijs-%28edukatern%29&option=com_content&Itemid=60
Alkema, E. et. al. Meer dan onderwijs. Theorie en praktijk in het onderwijs van de basischool. Assen: van
Gorcum, 2009.
Nieuwsbericht
Het eerste dat opvalt aan dit nieuwsbericht is dat er wordt gestart met de onverholen aannamen dat 'spelen leren is'. Dit is een mooie, krachtige openingszin maar de vraag is of deze wel waar is en in welke mate. Hier wil ik nu niet verder op in gaan, omdat er mijn inziens een interessanter punt wordt aangekaart. 'T Hooft geeft namelijk aan dat men niet alleen kan leren door spellen, maar door spellen te maken kan leren. Het artikel laat echter een goede duidelijke uiteenzetting achterwege.Er wordt betoogd dat dit waar is door een quote van Van Seventer aan te halen, die door het maken van een paardrijspel nu weet wat een galopwissel is. Wanneer we de diepgang van deze kennis bekijken, dan zou dat bij het vak 'Taal' op basisschool misschien vergelijkbaar zijn met de leerling die kan uitleggen wat een zin is. Het artikel laat het hier verder bij een geeft geen overtuigendere informatie over hoe het maken van een game tot (diepgaandere) kennis leidt. Verder wordt er nog een voorbeeld gegeven waarbij de maker erachter komt dat het als strandbal zijnde erg lastig is hou vast te krijgen op de betreffende ondergrond in het spel, en dat hij liever had gezien dat de strandbal een 'Super Mario' was. Dat dit 'leerproces' bij volwassenen wellicht heel anders verloopt dan bij kinderen wordt verder niet genoemd.
Wat ik hiermee wil laten zien is niet dat dit artikel een voorbeeld is van aannames die niet onderbouwt zijn, of onderbouwt zijn met drogredenen. Het probleem van het publiceren van dit soort euforische artikelen zonder goed bewijsmateriaal ter ondersteuning, leidt tot een ongenuanceerd en te rooskleurig beeld van serious games. Daargelaten of serious games (of het maken ervan) wel of niet het leerproces ondersteunen, zorgt een dergelijk artikel voor positieve aannames die niet verantwoord worden. In plaats van een positief beeld te schetsen, gebeurd juist het tegenovergestelde door gebrek aan bewijs. Als serious games werkelijk zo goed zijn, waar is dan het onderzoek dat dit aan toont? Ik vind het jammer dat serious games op deze manier helemaal niet serieus worden genomen.
Hooft 'T, N. “Zelf games maken is zo moeilijk of makkelijk als je het zelf maakt. Wat is beter dan spelend leren? Spellenmakend leren.” [2010] NRC Next. Blog – 05-11-2010
http://www.nrcnext.nl/blog/2010/11/05/zelf-games-maken-is-zo-moeilijk-of-makkelijk-als-je-het-zelf-maakt/#more-41667
Week 4 & 5
Tekst en hoorcollege: analyse
Het hoorcollege rondom het thema Journalistiek en Nieuwe Media van 14 oktober werd verzorgd door Bert Brussen. Met het oog op het komende debat dat ik zal verzorgen, heb ik met name gelet op Brussen als praktisch voorbeeld van een internetjournalist, ten opzichte van de typen journalistiek beschreven door Deuze. Ik zal in het komende stuk mijn conclusies beschrijven, die veelal ingaan op het verschil tussen theorie en praktijk.Deuze geeft in 'The Web and it's Journalisms' een indeling van journalistiek op basis van de ontwikkeling van het internet in de laatste jaren, en de manier waarop het tegenwoordig gebruikt wordt. De focus ligt daarbij op de journalist. Deuze geeft al in het begin aan dat het verifiëren van de herkomst van informatie op internet bijzonder moeilijk is (206). Het gevolg hiervan zien we in de aanklacht van het Openbaar Ministerie van 'bedreiging' tegen Brussen. Zijn beschrijving laat zien welke reacties het plaatsen van bepaalde content kunnen hebben in de 'offline wereld'. De aanleiding hiervan was een retweet (een Twitterbericht dat verder wordt gestuurd). Als we dit vergelijken met traditionele journalistiek, dan blijkt dat het verwijzen naar bronnen binnen de online journalistiek minder serieus wordt genomen. Een gevolg hiervan is dus de aanklacht tegen Brussen.
Hypertekstualiteit, multimedialiteit en interactiviteit worden door Deuze (211) gezien als eigenschappen van online journalistiek. Hypertekstualiteit is hierbij het 'openen' van het internet, door via links verschillende informatiebronnen met elkaar te verbinden. Een reactie hierop uit de zaal tijdens het college van Brussen, was dat het internet helemaal niet zo open lijkt als het is. Er is nog altijd sprake van websites waarvoor registratie vereist is, of die op een andere manier zijn afgebakend voor de 'normale' webgebruiker. Brussen gaf helaas een oppervlakkig invulling aan multimedialiteit. Zijn enige bijdrage hierover was dat de krant in de komende jaren weliswaar niet geheel zou verdwijnen, maar dat dit een nicheproduct zou worden en meer de vorm zou aannemen van een tijdschrift dat voor ca. €7 in de winkel zou liggen.
Deuze geeft aan dat in sommige contexten de interactiviteit betrekking heeft op de verandering van 'passieve gebruikers' naar 'prosumers' (213). Ondanks het redelijk populistische taalgebruik van Brussen dat vaak niet werd onderbouwd, gaf hij een kleurrijke term aan de prosumers van Deuze: 'sprinkhanen'. Hiermee omschrijft Brussen het fenomeen dat wanneer hij (of iemand anders) een Tweet (een Twitterbericht) plaatst, heel snel daarna heel veel bezoekers de betreffende link volgen. Ondanks het minder formele taalgebruik blijken beschrijvingen uit de praktijk en in de theorie dus inhoudelijk wel overeen te komen.
Wat ik uiteindelijk mist in zowel de tekst van Deuze en in het gastcollege van Brussen, was de relatie met een journalistieke code. Hoewel Deuze een goede eerste poging doet om internetjournalistiek in te delen aan de hand van gedragingen, bleef een belangrijk verschil tussen burgerjournalistiek en 'professionele' journalistiek achterwege. Dit viel me op omdat Deuze wel duidelijk aangeeft dat de scheidslijn tussen journalisten en burgerjournalisten lijkt te verdwijnen, geeft hij eerder een beschrijving dan een criterium. Het meest passende criterium dat ik zelf heb kunnen vinden, legde de nadruk op waarheid, accuratesse, objectiviteit, aansprakelijkheid en het beschermen van bronnen (Every Human Has Rights). Hier gaat Deuze niet op in, maar deze begrippen kunnen wel geanalyseerd worden in het licht van Brussen.
Waarheid lijkt wel steekhoudend voor Brussen, omdat hij niet alleen voor zichzelf werkt, maar ook voor een bedrijf dat een reputatie heeft hoog te houden. Zelfs wanneer het gaat om GeenStijl.nl, een controversiële lifestyle site die ongenuanceerd berichtgevingen uit de media presenteert, dan is het onderwerp van het bericht gebaseerd op een 'waar' nieuwsitem. Accuratesse is in sommige gevallen zelfs beter volgens Brussen, omdat er soms misstanden naar boven komen die zonder burgerjounalistiek aan ons voorbij waren gegaan. Aansprakelijkheid en objectiviteit zijn echter hekele punten. Tijdens het college werd dit niet direct door Brussen toegegeven, maar deze eisen voor professionele journalistiek worden vaak niet aangehouden. Ook de bescherming van bronnen laat soms te wensen over. Brussen gaf hier als redenen aan dat het enerzijds lastig onder controle te houden is, en anderzijds lijkt dit niet bijzonder interessant tenzij er direct gevaar dreigt.
Mijn inziens blijkt dus dat er buiten de 'technische' beschrijving van Deuze meer focus moet komen op de principiële achtergronden van journalistiek. Brussen lijkt als burgerjounalist echter weinig interesse te tonen over dit onderwerp, omdat hij door zijn status als burgerjounalist in zekere zin veel vrijer is om te schrijven wat hij wil. Dit geeft aan dat er ondanks de versmelting van de professionele journalist en de burgerjounalist, op basis van principes nog altijd een grote discrepantie bestaat.
Bronnen:
Deuze, M. “The Web and it's Journalisms: Considering the Consequences of Different Types of Newsmedia Online”, [2003] Google. Documents – 14-10-2010
https://docs.google.com/viewer?a=v&pid=gmail&attid=0.1&thid=12b9f375354688f9&mt=application/pdf&url=https://mail.google.com/mail/?ui%3D2%26ik%3D8385822299%26view%3Datt%26th%3D12b9f375354688f9%26attid%3D0.1%26disp%3Dattd%26realattid%3Df_gf6f113u0%26zw&sig=AHIEtbRCZGA3wDSeWWAmsXbAPOWdGr9_aw
- , "Good Journalism", [-], Everyhumanhasrights. Content - 19-10-2010
http://media-awards.everyhumanhasrights.org/en/content/good-journalism
Nieuwsbericht
Twittermania bericht dat kranten vooralsnog Twitter gebruiken om berichten te verspreiden. Er is een groot verschil tussen de krant wat betreft het aantal Twitteraars dat gevolgd wordt door kranten. Het aantal volgers dat een krant heeft in plaats van volgt, is altijd hoger volgens dit onderzoek. In principe is dit ook logisch omdat het voor kranten lastig wordt het grote aantal volgers dat zij hebben, ook te volgen.
Opvallend is wel dat er dus kan worden gediscussieerd over 'many-to-many' verkeer, zoals dat wordt geschetst door Castells (Communication, Power and Counter-power in the Network Society', 248). De traditionele journalistiek lijkt hier Twitter dus te gebruiken om nieuws te verspreiden in plaats van te verzamelen. Dit is in contrast met hetgeen dat Bert Brussen aangaf; hij gebruikt Twitter om via andere 'Followers' aan nieuwe content voor zijn berichtgeving te komen. Dit kan een interessant aanknopingspunt zijn om onderzoek te starten naar de verzameling van nieuws via sociale netwerken, omdat er hier een contrast lijkt te zijn tussen enerzijds het grote massamedium dat nieuws verspreid, en anderzijds de individuele journalist die nieuws verzameld.
Bronnen:
Castells, M. “Communication, Power and Counter-power in the Network Society.” International Journal of Communication 1 (2007): 238-266.
Kok, B. “De krant is nog geen meneer op Twitter” [2010] Twittermania – 24- 10- 2010
http://twittermania.nl/2010/10/de-krant-nog-geen-meneer-op-twitter/
Geformuleerde vraag bij gastcollege en antwoord
Dit onderdeel zal aangeven welke vraag ik heb gesteld bij het hoorcollege van Bert Brussen, wat zijn antwoord was en hoe ik zijn hoorcollege heb gebruikt tijdens het debat. De geformuleerde vraag kan ik 'citeren' uit mijn eigen 'bron', omdat de vraag van te voren is opgesteld. Het antwoord van Bert Brussen heb ik niet letterlijk herhaald maar ik heb de nadruk gelegd op de kern van zijn antwoord.Geformuleerde vraag
“Het debat rondom burgerjournalistiek en 'professionele' journalistiek komt in de kern neer op de waardebepaling van informatie”.Antwoord
Informatie zal inderdaad worden geschat op waarde, waarbij de journalist in de toekomst waarschijnlijke 'gate keeper'-rol zal spelen. Bij wie ligt deze 'gate keeper'-rol? De journalist zelf, de website, bij de editor, of moet het totale proces een bepaalde mate van informatiekwaliteit waarborgen? Informatie zal door de verschuiving van mediakanaal (van traditionele mediaplatformen naar nieuwe mediaplatformen) steeds meer 'gemeten' worden op basis van dit 'gate keeping' proces. De diepgang van het informatie (dus 'achtergrond') zal worden overgelaten aan 'professionele' journalisten; het 'nieuwe' nieuws (dus wat er nu gebeurt) zal worden overgelaten aan de burgerjounalist.Hoorcollege tijdens het debat
Ter introductie bij het debat heb ik Bert Brussen aangehaald als praktijkvoorbeeld van een 'journalist' die geen officiële journalistieke achtergrond heeft, maar wel journalistieke werkzaamheden uitvoert. Dit viel vooral te merken aan zijn houding ten opzichte van de groep, zijn taalgebruik en manier van praten over het werkveld. De beschrijving die hij gaf van zijn werkzaamheden komen (deels) overeen met die van een 'professionele' journalist, maar de 'tone of voice' is heel anders. Termen zoals 'etische code', 'maatschappelijk debat', en dergelijke, die je van een professional zou verwachten, bleven achterwege. Dit is zeker geen minpunt; het illustreert alleen nog eens extra dat er momenteel een verschuiving plaatsvindt met betrekking tot de invulling van de term 'journalistiek'.Debatverslag: reflectie
In het volgende onderdeel behandel ik de ontvangen feedback met betrekking tot het debat. Vervolgens geef ik een eigen reflectie op het debat. Ik zal mijn eigen reflectie baseren op de richtlijnen van de hand-out 'Grondregels voor een goed debat', in zoverre deze van toepassing zijn op de rol van voorzitter. Hierbij ga ik nog niet in op de feedback, maar geef ik mijn ervaringen weer als rol voorzitter. Vervolgens bekijk ik hoe dit zich verhoudt ten opzichte van de verkregen feedback en welke discrepanties er zijn. Hierbij geef ik ook aan wat er een volgende keer beter kan.Thema: Journalistiek & Nieuwe Media
Stelling: “Journalistiek als professioneel beroepsgroep moet een open praktijk worden”
Datum: maandag 18 oktober 2010
Rol: voorzitter
Ontvangen feedback
Het eerste punt was de stelling an sich; deze was niet duidelijk. Het belangrijkste waren de definitie van 'open praktijk', het idee dat het een open praktijk moet 'worden'. De vraag vanuit de zaal was daarbij: “Dat is het nu toch al?”. De essentie van de gebruikte termen was ook niet voldoende. Zo is er een uitleg geweest over waar een professionele journalist zich aan zou moeten houden, maar dit was eerder een beschrijving van de 'vorm' dan van de 'essentie'. Verder hadden enkele praktische voorbeelden kunnen helpen bij het ondersteunen van de terminologie.Met betrekking tot de rol van voorzitter had er beter opgelet kunnen worden met het verdelen van de spreektijd voor sprekers. Enkele sprekers die uit zichzelf niet voldoende assertief waren of door hun timing niet aan het woord kwamen, hadden deze mogelijkheid toegewezen moeten krijgen terwijl dit niet altijd gebeurde. Er werd wel goed ingegrepen wanneer het debat de verkeerde kant op ging, of wanneer sprekers hun punten bleven herhalen.
Eigen reflectie
De voorzitter dient neutraal te zijn: dit was mijn inziens wel het geval. Ik heb geen uitspraken gedaan wat betreft de inhoud, behalve een samenvatting aan het einde van het debat. Met betrekking tot de verdeling van de tijd heb ik geen van de partijen overduidelijk meer spreektijd gegeven.De voorzitter dient verschillende deelnemers in het debat de mogelijkheid te geven om hun bijdrage te leveren: hier is zoveel mogelijk op gelet. Het grootste probleem ontstond toen de discussie op gang kwam, en er als voorzitter zijnde besloten moest worden om de exacte spreektijden van twee keer drie minuten aan te houden, of dat een lossere aanpak gewenst was. Ik heb gekozen voor het laatste, waarbij het me opviel dat het moeilijk was de spreektijd per partij in de gaten te houden, wie aan het woord was en welke argumenten al gehoord waren.
De voorzitter moet ervoor zorgen dat de deelnemers aan het debat de oorspronkelijke vraag of stelling goed in de gaten houden: dit was een situatie die in de discussie ook inderdaad naar boven kwam, en waar ik goed op heb ingespeeld door de betreffende spreker eraan te herinneren dat dit punt al genoemd was. Door de onduidelijke stelling dreven de debattanten af van het oorspronkelijke onderwerp
De voorzitter dient de voortgang van de discussie te bevorderen: de discussie liep vanaf een bepaald ogenblik wel, dus het bevorderen ervan was niet direct nodig. Wel heb ik aangegeven dat één van de sprekers zijn punt duidelijker moest onderbouwen, zodat deze aansloot bij het betreffende punt.
De voorzitter zorgt dat het debat levendig is, maar niet uit de hand loopt: dit was slechts eenmaal nodig, namelijk tijdens het debat tussen de groep en de debattanten, waarbij de debattanten alsnog met elkaar in discussie wilden gaan. Verder zijn er geen punten gewest waarop het debat dreigde uit te hand te lopen.
Discrepanties en verbeterpunten
De belangrijkste bevindingen zijn:de stelling: dit was voor de debattanten in eerste instantie duidelijk, en voor het publiek in de zaal ook. Naarmate de discussie vorderde werd het steeds duidelijker dat de stelling niet duidelijk was, en hierdoor dreigde het debat ook te verwateren en af te drijven van de stelling.
het verdelen van de spreektijd: tijdens mijn rol als voorzitter had ik het idee dat de spreektijd gelijk verdeeld was, maar ik ben er niet in geslaagd de rollen tussen de debattanten onderling goed te verdelen. Tijdens de feedback viel het me op dat ik me hiervan tijdens het debat niet bewust was.
voortgang: wat ik beter had kunnen doen was vragen stellen om het debat een andere wending te geven. Een korte, tussentijdse conclusie met een aanzet tot een ander perspectief of ander belangrijk punt, hadden kunnen voorkomen dat de discussie verzandde.
bronnen met betrekking tot beargumentatie: hoewel dit in eerste instantie niet de taak van de voorzitter is, had ik vragen kunnen stellen als “Waar baseer je dit op”, zodat de sprekers gedwongen zouden zijn bronnen te gebruiken. In dit opzicht had ik een meer ondersteunende rol kunnen innemen, die wellicht ook als tegenaanval voor de andere partij had kunnen dienen. Ook hierdoor zou het debat misschien levendiger zijn geweest.
Totaal: een actievere invulling van de rol als voorzitter had kunnen zorgen voor een scherper, levendiger debat. Dit heb ik me van te voren maar in beperkte mate gerealiseerd. Dit was de eerste keer dat ik de rol van voorzitter bekleedde en ik moet zeggen dat deze functie veel meer ruimte laat voor actieve deelname dan in eerste instantie verwacht. Een groot gedeelte van mijn tijd heb ik gestoken in vooronderzoek, het definiëren van de stelling en de structuur van het debat. Op het moment dat het debat plaatsvindt is er echter ook nog ruimte om deel te nemen aan het debat; niet als debattant maar als voorzitter. Ik heb me de sturende rol van een voorzitter nooit zo gezien en dit is ook één van de belangrijkste leermomenten geweest.
Week 5 & 6
Debatanalyse
Onderwerp
ParticipatieDebatgroep
Wendy Straathof (voorzitter)Raëma Letwory (voor)
Rik van Ooijen (voor)
Nina Kalker (tegen)
Maarten van Ast (tegen)
Stelling
“De mogelijkheden van Social Media hebben geleid tot een rationeel debat tussen burger en politiek”Evaluatie
Algemeen
Het eerste dat opviel was de term 'social media'. Net als bij veel stellingen leidde deze grote term tot veel onduidelijkheden. In het debat leidde dit tot twee partijen die het ieder over een andere vorm van social media hadden. Grof genomen zou in het geval van blogs zou de stelling wel opgaan, en in het geval van networksites zoals Facebook niet. Hierdoor bleef de discussie een beetje hangen doordat beide partijen langs elkaar heen praatte.De voorzitter had hier kunnen voorstellen om alleen het één of het ander te bespreken, of een bepaalde tijd te besteden aan de discussie over blogs en daarna over social networksites. Als verdere feedback met betrekking tot het voorzitterschap zou het fijn zijn geweest als er in het begin wat meer context werd gegeven. Wendy Straathof ging vrij snel over op de stelling, zonder deze echt goed in te wijden. Het optreden tijdens de discussie zelf mocht wat krachtiger zijn, bijvoorbeeld toen er voor de derde keer werd gevraagd om de definitie van de stelling. Verder werden de randvoorwaarden zoals het bijhouden van de tijd wel goed bijgehouden en werd er aan het einde een samenvatting gegeven.
Rama Letwory: Claim, Warrant, Evidence, Qualification
Een pluspunt was dat Raëma Letwory duidelijke punten van kritiek kon geven op de tegenpartij. Er werd duidelijk aangegeven waarom een bepaalde claim van de tegenpartij niet klopte en haalde daarmee vaak een argument onderuit. Een ander pluspunt was dat er bepaalde definities werden gegeven van termen zoals social media of debat, die in het voordeel waren van de eigen partij. Dit was een goede strategie, die helaas niet uit de verf kwam omdat de sommige termen in de stelling te vaag waren.Minpunten waren soms het gebrek aan bronnen, zoals bij de uitspraak “ouderen worden actiever online”. Hierbij werd geen bron gegeven, dus Evidence ontbrak. Als gevolg hiervan kwam vervolgens ook de Warrant onder druk te staan. Het struikelblok hierbij was misschien niet het gebrek aan bronnen, want in enkele gevallen waren deze er zeker wel, maar de onvoldoende organisatie en ordening van bronnen. Het argument kwam hierdoor rommelig en onduidelijk over, terwijl er misschien wel een duidelijke opbouw had kunnen zijn.
Rik van Ooijen: Claim, Warrant, Evidence, Qualification
Rik van Ooijen oogde kalm en beheerst wat het kijken naar het debat en het volgen van zijn argument prettig en makkelijk maakte. Er mochten echter wel wat meer bronnen worden gebruikt, zeker na de introductieronde. Het gebrek hieraan viel echter niet direct op, omdat er kalm werd verteld wat een standpunt was waardoor de aannemelijkheid vergrootte. Doordat er echter soms over andere punten werd gesproken dan de tegenpartij, zoals het 'blogs vs. networksites', waren Qualification en soms ook Warrant niet heel duidelijk aanwezig.Verder werden er goed ingespeeld op de beargumentatie van de partijgenoot, zeker wanneer deze geen bronnen paraat had. Uitspraken als “wat hier geprobeerd wordt te zeggen is..”, kwamen overtuigend over. Wat soms miste was een beetje passie over het onderwerp. Het leek af en toe alsof Rik van Ooijen ook de andere kant van het debat had kunnen vertegenwoordigen en leek geen duidelijke voorstander van zijn stellingname.
Maarten van Ast: Claim, Warrant, Evidence, Qualification
Maarten van Ast was een geëngageerde spreker en was erg overtuigend doordat hij luidt sprak en in directe bewoording aangaf dat hij iets te zeggen had. In het begin werkte dit zeker in zijn voordeel, doordat hij Claim, Warrant, Evidence en Qualification in heel duidelijke bewoording afging. Een voorbeeld was “Ik wil hier graag op reageren, omdat hier helemaal niets van klopt! Ik heb namelijk onderzoek waaruit blijkt dat xyz, waarmee het duidelijk is dat het argument van de tegenstander abc. Dus het punt dat de oppositie maakt is daardoor niet van belang”. Later in het debat zakte dit helaas iets weg, mede doordat het argument niet meer zo netjes gestructureerd was als eerst. Er werden echter nog wel goede bronnen gebruikt, maar er werd te vaak hetzelfde punt en dezelfde bron gebruikt. Hierdoor verloor de totale debatvoering aan kracht.Verder werd in eerste instantie een heel goede retorische tactiek gebuikt, namelijk de sneer naar de tegenstander door de voorzitter te vragen de oppositie nog maar een keer uitleg over de termen te verschaffen. De boodschap die dit uitdroeg was 'de oppositie duidelijk te maken waar we het hier over hebben, want ze snappen er duidelijk niets van'. Deze krachtige zet werd echter sterk verzwakt doordat deze nog twee keer herhaald werd door beide partijen.
Nina Kalker: Claim, Warrant, Evidence, Qualification
De introductie werd gedaan door Nina Kalker. Ze was duidelijk zenuwachtig en praatte erg snel, maar haar punten waren goed onderbouwd, goed gestructureerd en duidelijk. Naarmate het debat vorderde werd de zenuwachtigheid veel minder. Ze leek echt te geloven in haar stellingname en dat maakte haar bijzonder overtuigend. Van alle debattanten was zij degene met het meest overtuigende brongebruik en bracht ze haar punten op de juiste tijden in. Ze gaf zelf aan wanneer ze een punt al had herhaald, hoewel dit eigenlijk de rol van de voorzitter had moeten zijn. Over het algemeen genomen vond ik Nina Kalker de beste debattant, tegen de verwachtingen door de zenuwachtig introductie in. Ik verwachtte dat ze de rest van het debat erg stil zou zijn, blij dat ze ook had plicht had gedaan door de introductie te doen, maar ze bleef geëngageerd en had heldere argumenten.Het grootste minpunt vond niet plaats tijdens het debat, maar achteraf tijdens de feedback. Het was erg jammer dat bij het geven van feedback er zo verdedigend werd gereageerd terwijl de feedback an sich niet alleen gericht was op Nina Kalker. Hierbij wil ik ook vermelden dat de rest van haar groep best wat back up had mogen geven. Ik kan me goed voorstellen dat ze zich vanaf een bepaald punt behoorlijk in de steek gelaten voelde door haar debatgroep, omdat geen enkele van haar leden wat dan ook heeft gezegd, behalve helemaal in het begin toen het er letterlijk per persoon wat werd gevraagd.
Tip om voortaan feedback te ontvangen zijn:
luisteren, niet praten (!) Luister naar wat mensen te zeggen hebben, zonder hier een oordeel aan te verbinden
de feedback is bedoelde als verbeterpunt, niet als kritiek of veroordeling om iemand de grond in te boren
in het geval van algemene feedback voor de hele (debat)groep; probeer uit te zoeken of de feedback betrekking heeft op jouw optreden. Misschien slaat het wel op een ander groepslid
feedback is deels objectief (“er werd luid gesproken”) een deels subjectief (“vindt degene die feedback geeft”). Jij geeft er zelf OOK een betekenis aan, namelijk, “schijnbaar was luid praten storend/prettig/ irritant/duidelijk/ etc. dat ik/hij/zij/tegenstander/wij allemaal”
nogmaals en heel heel belangrijk: luisteren, NIET praten. Als je niet weet wat je moet zeggen, of je hebt het gevoel dat je weer in de verdediging schiet, dan zeg gewoon, standaard “ik weet niet wat ik vind van deze feedback, en ik wil hier dan ook nog geen reactie op geven”.
Tekst en hoorcollege: analyse
Met betrekking tot het thema 'Nieuwe media en Politiek', is het gastcollege hierover verzorgd door Jeroen Steeman, online communicatiemedewerker bij GroenLinks. Zijn bijdrage was een interessante aanvulling op de literatuur van Castells. Hij behandelde de communicatie- en machtsstructuur op internet. Er lijkt een duidelijke koppeling te zijn tussen praktijk en theorie, zoals de manier waarop in dit geval de kiezer zou moeten worden bereikt, en hoe deze werking zich uit op internet. Deze koppeling zal ik in de komende analyse verder toelichten.Castells stelt in The Internet Galaxy: “The network is the message” (1). Hiermee wil Castells aangeven dat de inhoud van een boodschap niet direct belangrijk is, maar het netwerk dat deze boodschap toegankelijk maakt wel. Dit zien we terug wanneer Steeman aangeeft dat om de kiezer te kunnen bereiken, het niet zozeer belangrijk is dat de kiezer weet wat de standpunten van een politieke partij zijn, maar dat een partij de kiezer uberhaupt kan bereiken. Een probleem waar Steeman tegenaan loopt is dat de traditionele media zich richten op kijkcijfers, en dus wordt door politieke partijen gefocust op internet-netwerken. Maar ook het internet al netwerk moet volgens Steeman bijdragen aan een cross-mediale aanpak. Castells werkt internetpolitiek verder uit in de literatuur van deze week; 'Communication, Power and Counter-power in the Network Society'.
Massa communicatie kan volgens Castells een andere invulling krijgen via internet (240) omdat in tegenstelling tot de kijkcijfers, de sociale communicatie het speerpunt is. Steeman laat zien dit herkend te hebben, door zich in politieke campagnes bijvoorbeeld te richten op Facebook. Een andere duidelijke overeenkomst tussen Castells en Steeman is dat Castells aangeeft dat het belangrijk is aanwezig te zijn in het netwerk van een persoon (241) wat overeenkomt met Steeman die stelt dat het meten van de relatie tussen het aantal Facebook-leden en GroenLinks kiezers niet het belangrijkste is.
Een andere ontwikkeling is die van de authenticiteit van politici. Als communicatiemedewerker merkt Steeman dat Twitter een exemplarisch voorbeeld is van een medium dat bijdraagt aan de authenticiteit van de politicus. Castells schrijft hierover dat dit makkelijker kan leiden tot een schandaal (244), iets dat ook door Steeman als risico wordt erkend. Hier zien we dus een verschil; Castells geeft aan dat de burger cynischer lijkt te worden en internet een broeinest voor de verspreiding van schandalen kan zijn. Steeman geeft echter aan dat dit de politiek dichter bij de burger kan brengen, doordat deze een kijkje in het persoonlijke leven van de politicus krijgt.
Als we echter opnieuw naar 'The network is the message', dan zien we hierin ook terug dat de burger voor haar eigen communicatie zorgt. Door Steeman worden petities als voorbeeld genoemd, waarbij de verspreiding ervan plaatsvindt op basis van het (online) netwerk. Een ander voorbeeld is de 'Obama-campagne' uit 2008. Castells geeft hiervoor een theoretische verklaring, die aangeeft dat mensen hun eigen netwerk creëren door te bepalen wat de inhoud is, en wie de boodschap krijgt (248).
Een algemeen opvallend punt is dat Castells uitgaat van een aantal eisen die het succes van internet politiek moeten garanderen. Denk aan bijvoorbeeld het feit dat de burger het idee moet hebben te werken aan een eigen project (249). Hier lijkt de huidige politiek nog kansen te laten liggen om de burger verder te betrekken en deel uit te laten maken van het 'GroenLinks-project'. Steeman gaf aan dat de reactiemogelijkheden op het blog van Femke Halsema zijn gesloten, omdat de bezoeker niet 'betrokken' was; eerder het tegenovergestelde.
Als conclusie kunnen we stellen dat er vanuit het perspectief van de politiek, meer onderzoek nodig is. Om verandering te brengen in de onder andere de betrokkenheid, kunnen politieke partijen zoals GroenLinks verder onderzoek starten. Hierbij kan worden gekeken naar de infrastructuur van het netwerk van een kiezer, waar de politiek netwerken overlappen en hoe een boodschap zich verspreid. Op deze manier kan een politiek campagne wellicht succesvoller worden uitgevoerd.
Bronnen:
Castells, M. “Communication, Power and Counter-power in the Network Society.” International Journal of Communication 1 (2007): 238-266.
Castells, M. The Internet Galaxy: reflections on the Internet, business and society. Oxford: Oxford University Press (2002).
Nieuwsbericht
Ondanks de datum van het bericht toch een zeer interessant stelling, namelijk dat politieke partijen onvoldoende gebruik maken van social media in hun wervingscampagne. Althans volgens SocialMedia8. Volgens hun onderzoek is het zo dat politiek partijen met name gebruik maken om te zenden, in plaats van te luisteren naar hun kiezer. Wanneer we de reacties op het blog van Femke Halsema bekijken, dan is deze huiverigheid uit de politiek misschien te begrijpen, maar dan hebben we het niet over een sociaal netwerk.Steeman gaf aan dat de resultaten tussen Facebook -fans van GroenLinks en hun stemgedrag eigenlijk niet is onderzocht. Dit kan volgens Castells gevolgen hebben voor de betrokkenheid, en omslaan in cynisme (245). Een voorbeeld hiervan is Twitter, waarbij er wel wordt gezonden, maar waar volgens SocialMedia8 dus minder snel interesse wordt getoond in de kiezer. Dit geldt echter met name van de Nederlands politiek, en SocialMedia8 draagt de Obama-campagne aan als positief voorbeeld. Steeman erkent dit, maar geeft aan dat één van de problemen en verschillen tussen de politieke activiteit op internet te maken heeft met budget. Dit toont aan dat social media-succes dus niet alleen afhankelijk is van het netwerk, zoals Castells lijkt aan te geven, maar ook van basale dingen als financiële steun.
Bronnen:
Castells, M. “Communication, Power and Counter-power in the Network Society.” International Journal of Communication 1 (2007): 238-266.
– , “Sociale media strategie politieke partijen onvoldoende” [2010] AdFormatie. Nieuws – 24-10-2010
http://www.adformatie.nl/nieuws/bericht/sociale-media-strategie-politieke-partijen-onvoldoende/
–, “Social Media in de Nederlandse politiek” [-] SocialMedia8. Politiek – 24-10-2010
http://www.socialmedia8.com/en/politiek#
Week 6 & 7
Debatanalyse
Onderwerp
Privacy & SurveillanceDebatgroep
Marieke Pots (tegen)Mariso Piso (voor)
Bram de Rijk (voorzitter)
Stelling
“Het centraliseren van de gegevens van ieder individueel kind moet verboden worden”Evaluatie
Algemeen
Het debat op zich was sowieso een ander debat dan de voorgaande omdat de voor- en tegenpartijen bestonden uit slechts één persoon. De oplossing was door na een introductie van de standpunten het publiek te verdelen in voor- en tegenstanders en deze mee te laten discussiëren. Hier door kwam het plenaire debat een beetje te vervallen, maar dit was niet storend en deed niet aan als een onvolledig debat. Verder was er genoeg tijd voor introducties en argumenten van de twee debattanten, zodat zij zelf voldoende spreektijd kregen en het publiek een duidelijk beeld had van waar zij over zouden mee discussiëren.Marieke Pots: Claim, Warrant, Evidence, Qualification
Marieke Pots maakte tijdens haar introductie een aantal goede claims, waarbij veel aanspraak werd gemaakt op een emotioneel element. De argumenten die zij aandroeg waren helder opgebouwd en overtuigend. Wat er echter aan ontbrak was de feitelijke onderbouwing door bronnen. Een voorbeeld hiervan was de uitspraak “ik denk dat dit dit in een database onoverzichtelijk is”. Hierbij werd verder geen bron aangehaald, waardoor ook de Warrant op losse schroeven kwam te staan. In de introductie werden overigens wel bronnen aangehaald, maar in de rest van het debat bleef dit helaas beperkt.De sterkste punten waren haar aanspraak op emotionele motieven, en haar helder gestructureerde argumenten die puntsgewijs de argumenten van haar tegenstander aanvielen. Het zwakste punt was niet het gebrek aan Evidence, maar de terminologie. Misschien waren er wel bronnen, maar door uitspraken als “ik denk”, “projectje” of “in de database zitten knoeien” komt het argument toch amateuristisch over. Een professioneler verwoordt argument zonder bronnen komt dan misschien nog beter over.
Mariso Piso: Claim, Warrant, Evidence, Qualification
Het gebruik van bronnen werd hier veel beter uitgebuit dan bij de tegenstander. Hierdoor kwamen de argumenten rustiger en professioneler over. Het brongebruik bleef redelijk constant gedurende het hele debat, waardoor ook de niet-onderbouwde stellingen goed over kwamen. Evidence en Warrant waren duidelijk aanwezig.Wat echter ontbrak was een bepaalde mate van betrokkenheid of 'passie' over het onderwerp. Een teveel hiervan is natuurlijk ook niet goed, maar in dit geval leek het soms eerder als het voorleggen van de feiten zonder hier een mening over te hebben. Er werd bijvoorbeeld wel gezegd dat xyz in het voordeel waren van probleem kinderen, maar op een dergelijk onbetrokken toon dat het niet klonk alsof dit heel belangrijk was. Dit was bijzonder jammer omdat Mariso Piso heel goed duidelijk maakte voor wie het samenvoegen van de databases een voordeel was.
Een ander minpunt was de uitspraak “er is wat mij betreft geen tweede plaats”, in reactie op de uitspraak “- en xyz is in de tweede plaats van belang voor de zorgverlener” van de tegenstander. Dit kwam heel erg dogmatisch over. Wanneer men een dergelijke uitspraak doet in een vrijetijdsdiscussie, dan ben ik bereid te geloven dat veel mensen de discussie opgeven omdat er met een dergelijk persoon 'toch niet te praten valt'.
Het bovenstaande en het gebrek aan betrokkenheid waren de grootste minpunten. Het grote pluspunt was het gebruik van bronnen , de professionele uitstraling en het duidelijk maken welke voordelen er voor welke doelgroep waren.
Tekst en hoorcollege: analyse
Afgelopen week heeft Stephan Okhuijzen een toelichting gegeven op het debat rondom privacy en surveillance. In aanvulling hierop is er literatuur aangeboden over dit thema. Onder andere Lyon's artikel “National ID Cards: Crime-Control, Citizenship and Social Sorting” kwam aan de orde. In het volgende stuk zal ik kort de verschillen en overeenkomsten tussen beide toelichten op basis van gegevensverzameling voor ID-kaarten en paspoorten, en mijn eigen visie en vragen hierover geven.Eén van de punten die erg opviel, was het feit dat burgers rondom dit thema betrekkelijk weinig inbreng hebben. Okhuijzen noemde een aantal politieke partijen die aandacht besteden aan het thema van (online) privacy (of juist niet) om aan te geven dat er momenteel nog te weinig discussie wordt gevoerd over dit onderwerp. Lyon (113) geeft aan dat de belangen van het invoeren van een ID-kaart vooral vanuit het perspectief van de overheid en commerciële sector te verdedigen zijn: “(...) a quest for greater efficiency through ‘e-government;’ desires among both industry and government to promote high technology ‘solutions;’ (...)”.
Als we de burger nemen als uitgangspunt, wat van Okhuijzen aanduidde met 'de overheid is er voor de burger, niet; de burger is er voor de overheid', dan hebben we reden om ons zorgen te maken. Op de website van bijvoorbeeld de VVD is bijzonder weinig te vinden hoe de burger zich kan 'verdedigen' tegen de maatregelen die de overheid treft, of zelfs maar hoe de burger hierover kan meebeslissen. Wel wordt er op Privacybarometer.nl getoond dat de VVD vindt dat men bij de opslag van gegevens “maar moeten uitgaan van de goede bedoelingen van de overheid, zonder dat voldoende garanties en waarborgen tegen misbruik worden geboden”. In andere woorden, we moeten er maar op rekenen dat de overheid persoonsgegevens ten goede gebruikt. Volgens Lyon zijn deze redenen volgens de overheid bijvoorbeeld onderscheid kunnen maken tussen 'typen' burger, zoals: “terrorist/nonterrorist; non/fraudulent claimants; and ill/legal immigrants”.
Mijn vraag hierbij is, 'áls burgers een keuze hadden, zouden ze dan instemmen met de gegevensverzameling door de overheid zoals die nu plaatsvindt'. Dat is dus zonder inspraak en duidelijk overzicht wat er met de gegevens gebeurd, en welke rechten burgers hierbij hebben. Mijn aanname is dat het antwoord hierop 'nee' is, maar dat is nu niet mogelijk te bewijzen. Wat wel belangrijk is, is dat de vraag gesteld wordt op basis van een voorwaarde, namelijk ''áls' burgers een keuze hadden'. Volgens Lyon worden grenzen weerlegd (115) en ook Okhuijzen geeft aan dat grenzen wordt opgerekt. Dit lijkt allemaal te gebeuren achter de schermen, zonder dat er een open discussie wordt gevoerd over of dit wenselijk is.
Er zijn sterke aanwijzingen dat de belangen die door de politiek geschetst worden door zowel Okhuijzen als Lyon, helemaal niet afkomstig zijn uit de politiek. Een voorbeeld hiervan is de invoering van een ID-database in Groot-Brittannië. Hierbij was er keuze tussen het laten opnemen van vingerafdrukken, gezichtsherkenning of iris-herkenning in het paspoort. Uiteindelijk is er gekozen voor de vingerafdrukken terwijl de irisscan de meest betrouwbare resultaten had. Bovendien zou de vingerafdruk-database bij het overstijgen van 6 miljoen afdrukken, minder betrouwbare resultaten leveren; één op de duizend herkenningen zijn incorrect (Winder). Als de overheid veiligheid zo belangrijk vindt, waarom investeren ze dan niet in de irisscan? Omdat ze deels afhankelijk zijn van wat technologiebedrijven te bieden hebben (Lyon, 2009).
Als we terugkijken op het belang van de overheid, namelijk een veilig omgeving, dan is het volgende argument van de VVD moeilijk te rijmen met 'veiligheid': “Ook "spijbelen moet vroegtijdig worden gesignaleerd" door middel van "registratie en melding”” (Privacybarometer). Okhuijzen gaf impliciet aan dat de mogelijkheden om dit soort onschuldige vergrijpen aan te pakken vergroot wordt met bijvoorbeeld dossiers als het Elektronische Kind Dossier (EKD). Naarmate de grenzen van termen als privacy, dreiging en veiligheid worden opgerekt, komt de burger meer en meer onder druk te staan om zelfs kleine onschuldige misstappen panisch te voorkomen. Een ander voorbeeld hiervan kwam ook terug in het gastcollege, namelijk dat van de luidsprekers die Britse burgers erop attendeerde dat ze rommel op straat achter lieten.
Ik hoop dat ik in het verloop van dit stuk heb kunnen aantonen dat 'veiligheid' van “terrorist/ non-terrorist” verschoven is naar het wel of niet spijbelen, door een overheid die voor onze eigen veiligheid zou handelen. Hierover is geen discussie geweest en termen als veiligheid en privacy worden gebruikt wanneer het de overheid uitkomt. In plaats van bescherming biedt de overheid helemaal maar één ding als de ontwikkeling van privacy'belangen' zo door gaat; een gesloten systeem voor iedere burger die ook maar één voet over de lijn zet.
Bronnen:
Lyon, D. “National ID Cards: Crime-Control, Citizenship and Social Sorting” Policing 1 (2007): 111-118
http://policing.oxfordjournals.org/content/1/1/111.full.pdf+html
Winder, D. “The ID-Card Debate” [2009] Infosecurity-magazine. – 24-10-2010
http://www.infosecurity-magazine.com/view/3395/the-id-card-debate/
–. “VVD Verkiezingsprogramma” [2010] Pricavy Barometer. Partij – 24-10-2010
http://www.privacybarometer.nl/partij.php?p=1
Buiten deze 'officiële' analyse heb ik een ander, meer persoonlijk punt dat hierop aansluit. Vaak lijkt het zo dat thema's als deze voor de 'normale' burger weinig interessant zijn. Wat ook door Okhuijzen aangegeven werd is dat het credo “ik heb niks gedaan, dus voor mij maakt het niet uit” geldt. In relatie met onder andere het Elektronisch Kind Dossier en de standpunten van de VVD om dingen als spijbelen aan te pakken, vraag ik me het volgende af: wie heeft ooit:
gespijbeld
stiekem gerookt
snoepjes gestolen
stiekem alcohol gehad
geblowd
afgekeken tijdens overhoringen
plaatsen bezocht waar ze niet thuishoorden (after parties, kroegen)
met identiteitskaarten gerotzooid
rommel op straat gegooid
zonder fietslicht gereden
iets van een dergelijke categorie ongehoorzaamheden
Als ik kijk naar het bovenstaande lijstje kan ik zelf minimaal zes items aanwijzen waaraan ik 'schuldig' ben, en zeker meer dan eens. Ik denk dat mijn broertjes en zusje de lijst aanvullen en afmaken. Ik kan met redelijke zekerheid stellen dat wij geen criminelen zijn, en ook geen bedreiging vormen voor de algemene veiligheid.
Maar wat heeft de overheid hier dan mee te maken? Waarom moeten dit soort dingen jaren lang bewaard blijven? Waarom moeten er gezins- en persoonsprofielen worden opgesteld? Waarom krijgt de overheid meer zeggenschap over kinderen en jongeren dan ouders zelf? Waarom bepaald de overheid wat ethisch en moreel wenselijk is? Is het wenselijk dat kinderen, jongeren maar ook andere mensen grenzen krijgen opgedrongen, in plaats van dat ze deze kunnen testen?
Ik denk dat er veel meer aandacht binnen de politiek moet worden besteedt aan deze issues. Het lijkt erop dat veel mensen niet weten wat ontwikkelingen op het gebied van privacy inhouden en nergens wordt voor- of toelichting gegeven. De weinige instanties die opkomen voor de rechten van privacy van mensen, moeten het doen met weinig of geen overheidssteun, terwijl het mijn inziens toch zo was dat de overheid er is voor de burger, en niet andersom.
Nieuwsbericht
In een interessante serie artikelen over privacy gaat The Wallstreet Journal in op online privacy. Items als Facebook, marketing datamining en ook het 'Grote Privacy Debat' komen aan de orde. Een opvallende statement uit een artikel in het 'Grote Privacy Debat' is “The very idea of privacy is under threat”.Deze uitspraak lijkt een dichotomie aan te geven tussen de jongere en oudere generaties webgebruikers. Het vermogen om de voordelen en factoren van privacy te gebruiken en te begrijpen lijkt weg te vallen, volgens Carr (2010). Het idee dat privacy een andere invulling krijgt wordt ondersteund door verschillende berichten die elk een ander verhaal vertellen. Volgens een onderzoek door universiteiten van Pennsylvania en Californië blijkt dat bijvoorbeeld jongeren wel bezorgd zijn om hun online privacy, maar gaan ze er vanuit dat de overheid dit voor hun rekening zal nemen (Dewitte, 2010). Andere bronnen geven echter aan dat de generatie nieuwe media-gebruikers de marketeers zal dwingen om zich aan te passen (Zijlstra, 2006).
Dit spanningsveld lijkt te ontstaan doordat er verschillende maten voor privacy worden gehanteerd, zoals het offline-concept voor privacy tegenover het online-concept voor privacy. Een ander voorbeeld is niet alleen dat er gegevens worden verzameld, maar ook wat ermee gedaan wordt. Dit is door The Wallstreet Journal meegenomen toen zijn een ranglijst met privacy-gevoelige websites maakten. Hierbij werd ook gekeken naar wat de eigenaren van de websites zeiden dat er gedaan werd met de informatie. Een ander voorbeeld hiervan is afkomstig uit het gastcollege van Okhuijsen van Bits of Freedom; wanneer de politie naar aanleiding van een misdrijf een sms-je zend naar mogelijke getuigen, dan tellen deze mee als verdachten. Hiermee wordt het concept 'onschuld tenzij anders bewijzen' omgedraaid naar 'schuldig tenzij anders bewezen'.
Het spanningsveld dat merkbaar is door de discussie over privacy, zou mijn inziens baat hebben bij een discussie over wat online en offline privacy eigenlijk inhoudt. Zijn er verschillen of juist niet? Is het mogelijk om aanspraak te maken op de huidige wetgeving rondom offline privacy? Wat vindt men zelf? Is privacy het verzamelen van gegevens, of het gebruiken van gegevens? Welk soort privacymisbruik is erger; die door de overheid of die door bedrijven? Voordat er een discussie over maatregelen kan plaatsvinden, is het belangrijk te weten waarover we het hebben. Dit cruciale punt wordt heel vaak vergeten, en een eerste taak van de overheid is duidelijk maken waar we het over hebben als we het hebben over privacy.
Bronnen:
Carr, N. “Tracking Is an Assault on Liberty, With Real Danger” [2010] WSJ. Article – 30-10-2010
http://online.wsj.com/article/SB10001424052748703748904575411682714389888.html
Dewitte, D. “Ook jongeren bezorgd om online privacy” [2010] Dutchcowboys. Online – 30-10-2010
http://www.dutchcowboys.nl/online/19481
Zijlstra, W. “Marketing voor jongeren is het spel meespelen” [2006] ZBC Kennisbank. Marketing – 30-10-2010
http://zbc.nu/marketing/social-marketing-en-online-netwerken/marketing-voor-jongeren-is-het-spel-meespelen/
Feedback van medestudenten
Ik heb mijn mening en de manier waarop ik verbeteringen wil doorvoeren naar aanleiding van de feedback van mijn medestudenten in het schuingedrukte lettertype eronder gezet.Milou van Bruggen
Voor deze cursus moeten we twee maal feedback geven op het logboek van een mede student. Het eerste logboek dat ik van feedback ga voorzien is die van Ludwine Dekker (http://w1dekker.blogspot.com/).Wat me allereerst opvalt is dat je logboek niet helemaal up to date is. Het laatste bericht op je blog is een reflectie op debatgroep 1, terwijl we inmiddels debat groep 3 al gezien hebben. Ook mis ik de opvallende mediaberichten. Maar ik zal feedback geven op de berichten die je al wel gepubliceerd hebt op je blog, hopelijk heb je er wat aan!
Blog niet up to date:
dit klopt inderdaad; ik heb in het verloop van het dit blok gemerkt dat ik te weinig (regelmatig) update en de gemaakte weekopdrachten 'opspaar' waarna ik ze in één keer post. Dit is enerzijds niet professioneel, anderzijds komt het mij beter uit en is na navraag bij Erna Kotkamp gebleken dat het blog niet weekelijks geupdate hoeft te worden.
(Ik heb gevraagd of het nodig was het blog voor de maandag van de werkgroep voor een bepaalde tijd te updaten, en hierop antwoordde ze het aan ons was om te bepalen wanneer het blog geupdate werd, als we uiteindelijk maar iedere weekopdracht hadden gemaakt).
Mediaberichten:
deze waren in eerste instantie niet verplicht; dit bleek pas na het inleveren van het eerste logboek. Hierna heb ik dit iedere week bijgehouden. Ik moet zeggen dat dit me ook heeft geholpen bij het plaatsen van de literatuur in een actuelere en praktische context.
Vorm en duidelijkheid
Ik vind de berichten die je plaatst erg overzichtelijk en duidelijk. Het bericht wat je bijvoorbeeld onder ‘Week 1’ (de stelling, filmanalyse en goed/slecht debat) hebt geplaatst is overzichtelijk doordat je puntsgewijs te werk bent gegaan. Wel mis ik een korte inleiding op veel berichten die je hebt gepost. Bijvoorbeeld bij de filmanalyse en de stukken over het hoorcollege en artikel, daar valt de lezer midden in een verhaal. Ik denk dat je beter kort kunt noemen waar het hoorcollege en artikel over gingen en wat het onderwerp van de desbetreffende week daarbij was. Ook kun je kort noemen wat de opdracht was.
Het klopt inderdaad dat mijn stukken een inleiding (en opbouw in het algemeen) missen; dit is ook de feedback die ik van Erna heb ontvangen. Ik heb na het eerste logboek ook inderdaad geprobeerd een introductie te geven, waarbij ik heb verwezen naar het onderwerp van die week.
Inhoud
Inhoudelijk zijn al je berichten goed (als ik niet let op de inleiding die ik vaak mis), je laat in de berichten ook je eigen visie doorschemeren wat ik een positief punt vind. In de verslagen over de gastcolleges en de artikelen doe je dit ook. Je brengt de gastcolleges en de artikelen goed in verband met elkaar en je overgang van gastcollege naar het artikel is prettig, je springt niet van de hak op de tak, je maakt het tot een geheel.
Analyse als geheel: je feedback is prettig om te ontvangen, omdat ik van Erna juist het tegenovergestelde te horen kreeg, namelijk dat ik niet het geheel moest behandelen maar er één item uit moest lichten. Verder probeer ik inderdaad opzettelijk mijn mening te geven.
Spelling
Als ik je blog bekijk op spelfouten zijn de teksten vrij goed geschreven. Ik heb er haast geen spelfouten in voor zien komen. Wel maak je af en toe wat typ foutjes, zoals bij het bericht over het 1 op 1 debat: “Je denkt dat het aanbod van legale content vrije laag is…” Of bij het bericht over de filmanalyse: “Dit debat was goed omdat er duidelijk definieerde partijen aanwezig waren zoals een 'voorstander'…”
En sommige zinnen kloppen niet of lopen niet lekker, zoals in het verslag wat je hebt gedaan over Tim Kuik’s gastcollege en het artikel van Mcleod (Week 3): “Betekend het en masse downloaden of bewerken van entertainmentmaterialen niet gewoon dat er een omslag is van wat als ‘goed’ of ‘fout’ wordt gezien? Ik denk dat als er een oplossing gevonden moet worden voor het huidige spanningsveld, dat dit de prioriteit heeft, en niet het krampachtig dwingen consumenten te betalen voor dingen waarvoor ze niet willen betalen.”
Je zou je blog berichten nog een keer over kunnen lezen op dit soort foutjes.
Het is fijn om te horen dat spelfouten minimaal zijn; hier ben ik namelijk niet goed in. Het is natuurlijk wel jammer dat er typfouten voor in de plaats komen. Ook zinnen die niet lekker lopen zijn geen goed teken en ik stel me voor dat dit het lezen van mijn blog niet prettiger maakt.
Schrijfstijl
Je hebt een goede schrijfstijl gevonden voor je blog naar mijn mening. Het is academisch geschreven, maar ook niet té, er zit wel enigszins informaliteit in. Dit maakt je berichten tot prettig leesbare stukken.
Bronnen
Bij alle berichten die je op je blog hebt gepost vermeld je netjes de bronnen. In het verslag van het hoorcollege van Tim Kuik en het artikel van Mcleod vermeldt je het volgende: “Wat is een ‘idee’? Intellectual property slaat op een ‘idee’ dat aan iemands gedachten is ontsproten. Wanneer we hierbij kijken naar mash-ups, dan is het ‘idee’ van de specifieke mash-up van degene die de mash-up heeft bedacht; niet van degene die het materiaal aanleverde dat de maker inspireerde tot het maken van de mash-up. Wanneer over dat laatste IP-‘belasting’ moet worden betaald, dan gaat het om een product, namelijk, het specifieke nummer dat de maker gebruikt heeft voor de mash-up.” Heb je deze omschrijving van een ‘idee’ zelf bedacht? Op mij kwam het over van niet namelijk, is dit het geval dan moet je er een bron bij vermelden.
Je feedback over het ontbreken van een bron voor de term 'idee' klopt inderdaad gedeeltelijk. Ik heb deze onderaan mijn stuk staan, maar dit komt in de tekst niet naar voren. Ik weet ook dat mijn bronvermeldingen vaak niet voldoende zijn, dus het is goed dat je dit punt aankaart!
Thomas van Boeschoten
Beste Ludwine,Bij deze mijn feedback op jouw web-log, http://w1dekker.blogspot.com.
Het eerste dat me opviel, was dat je blog vol staat met "feedback" op
anderen. Je hebt in totaal vier mensen van feedback voorzien. Hartstikke
goed! Maar twee volstaat ook, als ik de cursushandleiding moet geloven.
Uitstraling
Jouw weblog heeft dankzij de mooie achtergrondfoto een huiselijke, gemoedelijke uitstraling. Toch komt dit de leesbaarheid, de rust van de pagina, niet ten goede. Een effen kleur achter de tekst zou rustiger zijn geweest. Als je het mij vraagt is een witte tekst op een donkere achtergrond overigens nooit een goed idee, omdat het (met name bij langere teksten) moeizaam leest. Daar wees reclamelegende David Ogilvy in de jaren zestig al op: nooit doen! Leuk dat je af en toe afbeeldingen gebruikt. Je lettertypes zijn goed leesbaar, maar het oogt rommelig en onprofessioneel dat je meerdere soorten lettertypes ogenschijnlijk willekeurig door elkaar gebruikt. Er is op jouw weblog een duidelijk onderscheid tussen url's en reguliere tekst, dat is prettig.
Ik ben het inderdaad met je eens dat het hele blog an sich wat onrustig aandoet. Het wit op zwart vindt ik zelf niet storend, maar misschien komt dit omdat ik al weet wat er in mijn teksten staat en ik dus niet heel geconcentreerd naar beeldscherm kijk.
Schrijfstijl
Soms lijkt het er op dat je wat moeite hebt op de juiste woorden te vinden om de overgang tussen verschillende zinnen of argumenten te vinden. Daardoor lopen zinnen soms net niet helemaal lekker. Een voorbeeld is het gebruik van "Maar" als eerste woord van de eerste zin van een nieuwe alinea. "Maar" mag nooit het eerste woord van een zin zijn, en zeker niet van een nieuwe alinea!
Ik denk dat een gedeelte van de zinnen dat niet lekker loopt, voortkomt uit het het feit dat ik zelf weet wat ik bedoel. Hierdoor lees ik wat ik wil lezen en blijven dit soort fouten onopgemerkt. Ik weet van mezelf dat ik erg slordig ben in de afwerking van alles (dus ook bronvermeldingen, spelfouten, etc.), en dit is weer een typisch voorbeeld. Een oplossing kan zijn om voortaan gewoon een extra onderdeel voor mezelf in te plannen dat bestaat uit het kritisch nalopen van de afwerking van mijn opdracht.
Inhoudelijk
Ik heb gekeken naar de reflectie op het hoorcollege van Stephan Okhuijsen. Je introduceert het onderwerp duidelijk en compleet. Wat ik buitengewoon sterk vond was de link die je in de tweede alinea legt tussen de literatuur van die week en het college. Je weet een bewering van Okhuijsen te duiden met een citaat uit de tekst, goed! Ook weet je op een goede manier een extra "laag" of "verdieping" toe te voegen aan de discussie, bijvoorbeeld door onderliggende patronen te ontdekken zoals de machteloosheid van de burger die zowel uit de literatuur als het college blijkt.
Ik vind het knap hoe je, naast de literatuur van die week, ook andere bronnen aanroept. En ik ben onder de indruk van de uitgebreide en gefundeerde manier waarop je het onderwerp van de week reflecteert. Goed
dat je een duidelijk afgebakend onderscheid maakt tussen de reflectie van het hoorcollege en een persoonlijk noot. Ik heb hier dus weinig op aan te merken.
Prettig om te horen dat mijn analyse inhoudelijk zinvol is. Ik vind het lastig om stukken te schrijven zonder persoonlijke noot, en het grootste gedeelte van mijn aandacht is uitgegaan naar de overeenkomsten en verschillen tussen de literatuur en het hoorcollege. Hierbij kom ik er tijdens de uitleg of het maken van een argument achter dat ik mijn eigen visie niet op basis van het hoorcollege en de literatuur zelf kan onderbouwen, dus dan ga ik op zoek naar bronnen die dit ondersteunen. Ik weet niet zeker of de dit de juiste volgorde is, maar ik het betogen ligt me meer dan het zo “objectief mogelijk” weergeven van de “feiten”.
Ik hoop dat je hier wat aan hebt.
Hartelijke groet,
Thomas
Feedback op medestudenten
Saskia de Jong
Beste De Jong,
bij deze mijn feedback op je blog. Wat me het eerste opviel is misschien niet het belangrijkst, maar mijn commentaar is het letten op details: ik kan nergens je voornaam vinden, en met betrekking tot je stuk zelf mis ik een (duidelijke) alinea-indeling. Het zou fijner lezen als je analyse niet één grote lap tekst was. Ik denk ook dat een duidelijk alinea-indeling de opbouw van je analyse beter naar voren doet komen.
Een positief punt waren de bronnen; hier had je duidelijk meer uit gehaald dan in bv. de studiehandleiding aangeboden werd. Dit geeft je stuk meer diepte en een beter onderbouwde context.
Verder start je je analyse met uitleg over de spelers, wie wat doet en wat er besproken wordt. Deze introductie maakt het makkelijk de rest van je analyse te begrijpen, dus dat is ook een pluspunt.
Wat ik soms nog mis is een academische schrijfstijl. Het is goed dat je je eigen mening naar voren laat komen, maar sommige zinnen doen wat te simpel aan. Bijvoorbeeld; "Maar wat heeft de leraar hier voor inbreng?" of "We zien al heel veel pesterijen via games en netwerken, en juist als je achter een computer zit is het makkelijker voor sommige mensen om anderen aan te spreken en te pesten dan in ‘real life’.".
Deze laatste zin is ook een voorbeeld van mijn laatste commentaar, namelijk dat je soms aannames of stelling inbrengt, die verder niet worden onderbouwd. Bij bijvoorbeeld "we zien al heel veel pesterijen", komt bij de lezer direct de vraag op "volgens wie dan?" Dit soort vragen moet je zelf kunnen herkennen wanneer je je stuk naleest en vervolgens moet je hierop in spelen door deze stellingen te onderbouwen, of weg te laten.
Verder heb je wel een goede poging gedaan om de literatuur en het hoorcollege op elkaar te betrekken, en heb je hierbij extra bronnen gezocht.
Groeten,
Ludwine Dekker
Nina Kalker
Beste Nina,bij deze mijn feedback op je analyseopdracht.
Ten eerste zijn je bronnen niet allemaal afkomstig uit de studiehandleiding, wat goed is omdat het aantoont dat je zelf op zoek bent gegaan naar een uitbreiding van de context.
Wat me echter opviel is dat je soms vragen stelt die je niet beantwoord, zoals de vraag aan het einde van je stuk ("Het steunen van creativiteit door illegale verspreiding tegen te gaan is in mijn ogen een goede zaak, maar op het moment dat er oude content gebruikt wordt voor een ‘mashup’ is dat ook creativiteit; hoeft die dan niet gesteund te worden?").
De meeste vragen probeer je duidelijk wel te beantwoorden en dat geef je ook aan in je analyse. Maar door bijvoorbeeld de laatste vraag lijkt het net of je analyse niet gesloten is. Dit komt ook doordat er geen duidelijk conclusie wordt gesteld. Je geeft aan dat er 'dus' sprake is van een grijs gebied, maar niet welke impact dit heeft en of dit wenselijk is of niet.
Ik ga er vanuit dat die laatste vraag een voorstel voor verder onderzoek is, maar het zou duidelijker zijn als je een conclusie 'aankondigt', net als je voorstel voor verder onderzoek. Dus bijvoorbeeld: "samenvattend kunnen we stellen dat 'abc', maar om hierover duidelijkheid te krijgen zal er verder gekeken moeten worden naar 'xyz'".
Verder zitten er nog wat stijlfouten in je stuk, zoals 'Hierom' in plaats van 'Daarom'. Verder ga je wel duidelijk in op de vraag die je bezig houdt, wat duidelijk maakt waar het stuk om draait.
Groeten,
Ludwine Dekker
Mariana Kniveton
Hallo Mariana,
ik heb bij het lezen van je stuk als eerste gelet op de bibliografie en bronnen. Het viel me op dat je buiten de bronnen die werden voor geschreven, op zoek bent gegaan naar bronnen van 'buitenaf' die een aanvulling konden maken op je analyse. Hierdoor krijgt je analyse een betere context en kun je je bevindingen beter beargumenteren.
Verder vind ik het goed dat je terug kijkt op wat je in het verleden al hebt opgepikt en daarmee maak je een verband met het huidige thema, hoewel dit iets duidelijker mag zijn.
Het is verder goed dat je je eigen ervaring meeneemt in het stuk, maar als je zonder introductie zo je analyse start komt het eerder over als een 'vertelling' dan een academisch stuk. Een introductie over wat je gaat vertellen, hoe en waarom is dus prettig.
Deze feedback geldt voor eigenlijk je hele stuk; het is lastig om de rode draad te herkennen te zien wat je nu eigenlijk analyseert of betoogt. Er worden hier en daar wat statements verduidelijkt of onderbouwt met bronnen, maar de samenhang ertussen ontbreekt nog.
Kortom; meer lijn in je verhaal, maar doorgaan met de uitbreiding van de bibliografie.
Ludwine
Ryanne Turenhout
Hallo Ryanne,
ik heb je analyse doorgenomen om feedback te geven, en één van de eerste dingen die me opviel was de samenhang die je analyse heeft. Je geeft duidelijk weer wat er in de tekst en in het hoorcollege gezegd is, en hoe deze in verhouding met elkaar staan. Je bronvermelding is verder duidelijk en uitgebreid, wat je analyse sterker maakt.
Wat is een beetje mis een 'voorstel voor onderzoek'. Daarmee bedoel ik natuurlijk geen heel onderzoek, maar een aantal openstaande vragen die door de tekst en het hoorcollege niet beantwoord worden. Een conclusie als 'een kritische blik is nodig (..)' ligt erg voor de hand. Je zou je analyse kunnen beëindigen met het bekijken van wat er nog meer nodig is om duidelijkheid te krijgen over het vakgebied en bijbehorende vragen.
Verder een duidelijke analyse met een goede opbouw!
Ludwine
Cursusevaluatie
Werkgroep
De werkgroepen waren over het algemeen duidelijk opgebouwd; eerst het debat van studenten, vervolgens een reflectie hierop en als laatste uitleg over opdrachten die onduidelijk waren en opdrachten van de komende week. Er was meestal voldoende tijd om alle onderdelen af te werken, en het was prettig dat, behalve in week één, de opbouw gedurende het blok hetzelfde was. Verder sloten de werkgroepen door de discussie inhoudelijk aan op de hoorcolleges en de literatuur, en doordat men iedere week verplichte literatuur had, was deelname aan het debat met de groep goed te doen.Hoorcollege
Het aanstellen van gastsprekers vond ik een interessante en leuke invulling van het hoorcollege. Een verdieping van de literatuur door een stuk beroepspraktijk erbij te halen is denk ik iets waar veel studenten behoefte aan hebben, doordat dit de literatuur concreter maakt. De informatie van de gastsprekers hielp bij het plaatsen van de theorieën en meningen van de auteurs, die hierdoor wat minder uit de lucht kwamen vallen.Een minpunt hierbij was dat de kwaliteit van de hoorcollege's minder te voorspellen was. Dit ligt er deels ook aan hoe je kwaliteit definieert, maar ik denk een voorbeeld van een goede gastspreker Stephan Okhuijzen was. Hij bleef zo objectief mogelijk, had veel informatie die ondanks dat men het eigenlijk wel wist, toch shockeerde. Verder was de heldere duidelijk uitleg en de conclusies ie hij schetste op basis van de feiten erg prettig. Een minder goede gastspreker was denk ik Bert Brussen door gebrek aan feiten, een objectieve mening en te weinig informatie. Hetgeen dat hij vertelde was wel erg interessant en hij als journalist (of juist niet) illustreerde de verschuivende grens tussen journalistiek en burgerjournalistiek. Maar doordat hij minder feiten had, minder informatie en redelijk bot zijn mening gaf, kwam hij minder professioneel over. Hierdoor werd het lastiger de analyseopdracht te maken, omdat ik me afvroeg hoeveel waarde ik kon hechten aan de informatie die hij gaf.
Studiehandleiding
Deze was naar mijn mening te miniem. Zeker met betrekking tot de inhoud van het logboek vond ik dat er te weinig en onduidelijke informatie in stond. Er stond wel een korte opsomming, maar bijvoorbeeld de nieuwsberichten die dus wel in het logboek moesten (blijkbaar) staan simpelweg niet in de handleiding. Het principe van een studiehandleiding zou moeten zijn dat je, als je alleen de studiehandleiding had, aan het einde van het blok alle literatuur hebt gelezen en alle opdrachten volledig hebt gemaakt. Met deze studiehandleiding lukt dat dus duidelijk niet. Een ander voorbeeld is deze reflectieopdracht; ik heb hier maar zelf een invulling aan gegeven, omdat niet terug te vinden welke onderdelen erin verwerkt moeten zijn.Wat overigens wel erg prettig was, waren de bronnen die eventueel konden worden gebruikt ter ondersteuning van het debat. Dit is natuurlijk niet allesomvattend, maar het is heel fijn een startpunt te hebben van betrouwbare, goede bronnen, in plaats van te moeten starten met Google, en vervolgens zelf alle bronnen checken op validiteit en betrouwbaarheid.
Einddebat
Ikzelf vond dit bijzonder leuk om te doen, misschien omdat ik er aan deelnam. Ik kan me voorstellen dat je als publiek in de zaal zat, het einddebat misschien een lange rit was om dat er minimale deelname was. De start was in verband met vertraging en incomplete groepen misschien een beetje rommelig maar ik vind niet dat dit te wijten is aan de opzet van het debat. Het was erg lastig om het debat in te gaan zonder dat men wist of men voor of tegen de stelling was, omdat dit grotendeels ook je mentaliteit in het debat bepaald, ook al heb je voor- en tegenargumenten klaarstaan.Wat ik misschien minder vond was de werkverdeling tussen de rollen voorzitter, debattant en publiek. Het publiek en de debattanten hebben denk ik een gelijke werkdruk, maar de voorzitters zijn er mijn inziens heel makkelijk vanaf gekomen. Dit zeg ik niet omdat ik wil dat anderen er per se net zo veel tijd in steken als de debattanten en verschillende rollen hebben gewoon een andere verdeling van werk. Maar kreeg de indruk dat enkele voorzitters nauwelijks iets gedaan hadden, er na één of twee rondes mee konden stoppen en vervolgens helemaal klaar waren. In vergelijking met degenen die nog een drie reflecties moeten schrijven of degenen die drie debatten voor- en tegen hebben voorbereid vindt ik dit iets te makkelijk.
Een laatste onduidelijkheid was de rol van twee voorzitters. Wat heel erg bleek was dat de voorzitter die het meeste zei won. En omdat er bij twee mensen er altijd één is die net wat sneller iets zegt, wint deze persoon. Dit zegt verder niets over de bijdrage of de kwaliteit van de andere voorzitter en het 'goede' van de voorzitter hing met uitzondering van één debatronde af van degene die het meeste zei.
Logboek
Een duidelijke vooraf bepaalde inhoud die voor het hele blok geldt in plaats van tot week drie of vanaf week drie zou heel handig zijn. Verder een exacte opsomming van items die in het logboek moeten worden verwerkt. Na het eerste logboek tijdens de vragen van de groep in het werkcollege, kwam ik erachter dat enkele studiegenoten precies het tegenovergestelde hadden begrepen van wat andere studiegenoten hadden begrepen. Dan klopt er mijn inziens iets niet.Verder vond ik de analyseopdrachten een goede oefening om een eigen conclusies te trekken uit verschillende typen bronnen, zoals het hoorcollege en de literatuur. Ik heb hierbij nogal wat moeite gehad, maar ik denk dat de tussentijdse feedback van het eerste logboek en medestudenten me zeker heeft geholpen. Hier wil ik nog aan toe voegen dat ik de combinatie van feedback tussen studenten en docenten erg prettig is. Ik heb gemerkt dat deze op enkele punten aansluiting vinden, maar ook van elkaar kunnen verschillen. Ook blijkt dat er vaak op verschillende punten wordt gelet. Dit is een combinatie die ik in de toekomst zeker zou aanraden, ook bij andere cursussen.
Weblog
Het nut hiervan snapte ik niet helemaal. 'Academisch bloggen' ligt mij misschien niet, maar voor mij was het erg moeilijk onderscheidt te maken tussen 'academisch' en 'bloggen'. Academisch houdt voor bijvoorbeeld de analyseopdracht met bronvermeldingen enzovoorts in, en bloggen houdt voor mij in het geven van mijn mening. Het blog zou een combinatie moeten zijn maar vervolgens is het niet de bedoeling om uitdrukkingen als 'ik denk dat', 'ik vind', et cetera te gebruiken. Een volgende keer zou ik meer tijd besteden aan de uitleg waarom studenten dit blog nodig hebben, welk doel het heeft, waarom het belangrijk is voor academici om een blog te hebben en wat het verschil is met een normaal blog.Een goed punt vond ik dat ik inzicht had in wat medestudenten hebben gedaan. Het kunnen zien van hun opdrachten heeft me geholpen bij het verwerken van de feedback die ik heb ontvangen. Verder werkt het ook inspirerend de stukken van studiegenoten te kunnen lezen. Heel vaak ben je op zoek naar een startpunt voor je analyseopdracht en blijf je hangen bij het grote geheel. Wanneer je dan de opdrachten van medestudenten kunt lezen, vallen er altijd specifieke dingen op, zoals een onbeantwoorde vraag. Dit zet aan tot het nadenken over die vraag en vervolgens kan je een eigen stuk schrijven.
Overig: hand-outs
Een bijzonder groot pluspunt gaat wat mij betreft uit naar de handouts die op WebCT staan. Zeker die over hoe men een debat opzet, wat de taken van bepaalde rollen binnen het debat zijn en hoe argumenten gestructureerd worden vond ik heel erg prettig. Ik heb hierdoor heel veel inzicht gekregen over wat voorwaarden zijn voor een goed debat, buiten de inzet van debattanten. De opbouw van de argumenten heeft wat mij betreft ook nut bij het schrijven van bijvoorbeeld een betoog, en ik ben verbaast dat hier geen apart onderdeel in de Handleiding Academische Vaardigheden aan is geweid. Ik heb de komende periode nog een debat voor wetenschapsfilosofie, en binnen mijn groep hebben we besloten de opbouw van 'claim, warrant, evidence, qualification' aan te houden, omdat hierdoor de kracht van je argument ontzettend wordt vergroot.Overig: werkgroepverschillen
Als laatste wil ik een opmerking plaatsen bij het verschil tussen de werkgroepen, waarbij ik direct wil vermelden dat ik mezelf gelukkig acht bij Erna Kotkamp ingedeeld te zijn. Verder wil ik ook meedelen dat ik natuurlijk het beste zicht heb op methoden en inzet van mevrouw Kotkamp, en ik geen volledige beeld heb van de inzet meneer Boersma. Ook wil ik vooraf zeggen dat als het zo is dat er, naar ik aanneem, inmiddels tot een oplossing of overeenkomst is gekomen, dan trek ik mijn feedback terug en hoeft het volgende als niet geschreven te worden beschouwd.Mijn grootste struikelblok is dit: het publiek van het einddebat van de werkgroep van mevrouw Kotkamp moet drie debatten evalueren, de werkgroep van meneer Boersma moet er zeven analyseren. Dit is wat mij betreft onmogelijk en hartstikke oneerlijk en volledig in het nadeel van in ieder geval één van de twee werkgroepen.
Je kan niet (nooit!) verwachten dat binnen één cursus bij verschillende werkgroepen verschillende criteria worden gehanteerd. Men kan niet de ene werkgroep een tentamen met zeven vragen voorschotelen en de andere werkgroep een tentamen met drie vragen.
Bij het volgende wil ook vooraf vermelden dat ik weet dat deze kanttekening op het randje van 'goede en objectieve' feedback ligt. Toch ben ik van mening dat het gezegd moet worden, omdat ik vind dat hier sprake is van respectloze behandeling van studenten is. Dit ook op zo'n manier dat ik vind dat hier iets van gezegd moet worden, ondanks dat het niet om mijn eigen werkgroep gaat.
Ik kreeg de indruk dat voorafgaand aan het einddebat enige spanning was tussen de studenten van de werkgroep van meneer Boersma en meneer Boersma zelf. Wanneer er een vraag wordt gesteld en er wordt geantwoord met (door meneer Boersma) iets in de trant van : “(...) en als het je niet bevalt bel je je moeder maar”, dan zou ik naar de examencommissie stappen. Ik weet natuurlijk de precieze context niet of wat eraan vooraf is gegaan, maar ik vind zoiets ongelofelijk onprofessioneel en respectloos, en persoonlijk denk ik niet dat ik dit zo naast me neer zou leggen.
Verder heb ik van studenten begrepen dat zijn op de donderdag voor het einddebat nog geen verdere uitleg hadden ontvangen over het einddebat, terwijl onze werkgroep die maandag ervoor meer dan twintig minuten bezig zijn geweest met de ins- en outs van het debat. Ook dit valt bij mij niet goed, omdat het simpelweg betekend dat wij ruim een week extra hebben gehad om het debat voor te bereiden. Bovendien zitten we in een tentamenperiode waarin iedereen het druk heeft, en het onfatsoenlijk is om drie dagen van te voren nog even de studenten in te lichten over wat er allemaal moet gebeuren. En in het geval van het einddebat was dat erg veel, zeker als deelnemer aan het debat. Kortom, op basis van hetgeen dat ik heb gezien en gehoord, zou ik als ik in de werkgroep van meneer Boersma had gezeten, linea recta naar de examencommissie zijn gegaan.
Bijlage A: bibliografie debatgroep
Groep
Ludwine Dekker
Mariana Kniveton
Max Laane
René Naus
Michelle Oosthuyzen
Roos Vermeulen
Bibliografie
Ludwine Dekker
In het volgende onderdeel ga ik in op mijn eigen onderzoeksverslag met betrekking tot de voorbereiding van het debat. Dat houdt in dat ik me in de rol van voorzitter heb ingelezen in de problematiek rondom het thema 'Journalistiek en Nieuwe Media', dat ik onderzoek heb gedaan naar de rol van de voorzitter, en dat ik de termen bij de stelling heb gedefinieerd. Dit heb ik op twee manieren gedaan; ten eerste een definitie op basis van bronnenonderzoek; ten tweede een definitie die gebruikt wordt tijdens het debat. Deze vormen van definitie zijn opzettelijk gescheiden, om enerzijds een goede onderbouwing van de terminologie te garanderen, en anderzijds de terminologie nog helder te houden voor de debattanten maar vooral ook voor het publiek.Definities zoals deze uitgelegd worden tijdens het debat
Journalisten die zich aan een bepaalde ethische code houden, met als hoofdpunten: waarheidsgetrouw, aansprakelijkheid, objectiviteit, bescherming van bronnen en accuraat. Het volgen van deze code moet een bepaalde mate van kwaliteit waarborgen. Verder is een journalistieke opleiding niet “verplicht”, maar moet er wel een bepaalde mate van journalistieke ervaring aanwezig zijn.Bv. iemand die nooit officieel een opleiding journalistiek (of dergelijke) heeft gevolgd, maar inmiddels wel al jaren schrijft voor een krant, weet wat de journalistieke code is en zich hier ook aan houdt.
Ter verduidelijking: burgerjournalistiek voldoet vaak niet aan de eis van opleiding en/of ervaring, kan wel bijvoorbeeld bronnen vermelden, maar streeft niet naar zich aan deze code te houden. Het kan zo zijn dat ze de code (deels) volgen, maar het creëren van 'nieuws' door een burgerjounalist gebeurd niet met de code als uitgangspunt. Het onderscheidt tussen het wel of niet uiten van een mening is hierbij een een belangrijk punt voor onderscheid.
“Open praktijk”
Een werkveld voor de journalist als professionele journalist en burgerjounalist, waarbij barrières worden weggenomen. Het vrijelijk kunnen uitoefenen van journalistieke vaardigheden zonder hierbij beperkt te zijn door de 'titel' burgerjounalist of professioneel journalist. Onder journalistieke vaardigheden verstaan we het uitbrengen van verslag, op basis van welke gronden dan ook.
Deze gronden houden voor de professionele journalist dus in, het volgen van de code. Voor burgerjounalisten zijn alle redenen en manieren om verslag uit te brengen deze gronden.
Definities; de achtergrond en bronnenmateriaal waarop deze gebaseerd zijn
“Journalistiek/ journalisme”“Die of dat verband houdt met het verslag doen van nieuws” (woorden.org)
Dit lijkt niet alles te dekken wat we onder journalistiek verstaan; een bepaalde emotionele lading of context blijft achterwege. Er is niet voor niets onderscheid tussen burgerjournalistiek en professionele journalistiek. Daarom hebben we de definitie verfijnd door te verwijzen naar “journalistiek als professionele beroepsgroep”. De uitleg volgt beneden.
“Professionele beroepsgroep”
Als eerste gaan we in op 'professioneel'. Wat houdt het in 'professioneel' te zijn ten opzicht van niet-professioneel, of in deze context, een 'burgerjournalist'?
Professioneel: “behorend bij een beroep” / “heel goed en vakkundig” / synoniem aan “beroeps” (woorden.org). Hier lopen we al tegen een probleem aan, namelijk, een burgerjounalist mag dan niet in de categorie 'behorend bij een beroep' vallen, maar dat betekent niet dat een burgerjournalist niet 'heel goed en vakkundig' te werk kan gaan. In de uiteindelijke definitie komen we hierop terug.
“Beroepsgroep”
Omdat 'beroepsgroep' als woord niet kan worden gevonden, is de betekenis hiervan gebaseerd op 'beroep'. Deze betekenis is: “wat je doet om je geld te verdienen” / synoniem aan “vak” (woorden.org). Ook hier lopen we weer tegen het probleem aan dat iemand die misschien geen opleiding heeft gevolgd om journalist te worden, met het uitoefenen van journalistieke vaardigheden wel een inkomen creëert.
Volgens Open Democracy melden Witschge & Nygren dat journalisten die we tot de professionele beroepsgroep rekenen, zelf onderscheid maken tussen het werken met feiten, om zich te onderscheiden van de burgerjounalisten die zouden werken met meningen. Media awards geeft een richtlijn van wat zij vinden waaraan 'goede journalistiek' dat duidelijk verwijst naar 'professionele journalistiek', moet voldoen. De volgende elementen worden genoemd:
waarheidsgetrouw; alleen feiten, geen verzinsels of “theorieën”, vermeldt alle feiten tenzij deze schade kunnen veroorzaken aan bv. een kwetsbaar persoon
accuraat; alleen feiten of gebeurtenissen weergeven die je zelf hebt meegemaakt of waarvoor een betrouwbare bron aanwezig is
objectiviteit; eerlijk spel door ook de tegenpartij aan het woord te laten, scheidt feiten van meningen
aansprakelijkheid; de ethische code van de journalist en de nieuwsgroep zijn belangrijk, 'sponsoring' van andere belanghebbenden wordt afgekeurd
bescherming van bronnen, respect voor privacy; in het kort, 'beperk de schade'
“Open praktijk”
Open: “waar(door) iets in en uit kan, niet gesloten” / “toegankelijk voor iedereen” / synoniem aan “openbaar” (woorden.org). Hieruit blijkt dat 'open' in zou houden dat iedereen er toegang tot heeft, er geen beperking of barrière is voor deelname, oftewel, dat niet-professionele journalisten ook toegang hebben tot de praktijk.
Praktijk: “zoals de werkelijkheid zich voordoet” / “bedrijf van iemand in een vrij beroep” (woorden.org) /“het doen, het uitoefenen” (encyclo.nl). Dit gebruiken we in deze context simpel weg als 'het doen, het uitoefenen'.
Bronnen verantwoording
Ik heb bij de verantwoording van de bronnen eerst de verantwoording gegeven, die wordt gevolgd door de bijbehorende bronnen. De reden hiervoor is dat enkele bronnen hetzelfde doel ondersteunen en het nutteloos de verantwoording verschillende keren letterlijk te herhalen. Ik heb een extra beschrijving gegeven in de gevallen waar een bron een zelfde doel heeft, maar waar de bron op een andere manier een toevoeging geeft.Internet
-, "Journalistiek" [2010] Woorden. Journalistiek - 15-10-2010
http://www.woorden.org/woord/journalistiek
-, "Professioneel" [2010] Woorden. Professioneel - 15-10-2010
http://www.woorden.org/index.php?woord=professioneel
Ter oriëntatie op het onderwerp zijn deze bronnen gebruikt om te bekijken waar men het over heeft als men discussieert over 'journalistiek'. Een bron als een woordenboek geeft heel kernachtig weer wat dit soort termen inhouden, en heeft vaak betrekking op verschillende 'typen' van dezelfde term. In dit debat kan men denken aan 'burger'-journalistiek en 'professionele' journalistiek. Door de kern samen te vatten wordt het duidelijker waar men wél en niet over discussieert wanneer men het heeft over journalistiek, burgerjounalistiek of professionele journalistiek. Dit soort definities kan de debattanten ook helpen om de relatie tussen de term en nieuwe media duidelijk en helder aan te kaarten.
-, "Journalistiek" [-] Encyclo. Begrip - 15-10-2010
http://www.encyclo.nl/begrip/journalistiek
Ook hier was het belangrijk om ter ondersteuning van de stelling en bijbehorende termen een definitie te geven, maar deze bron heeft de term in verschillende contexten gedefinieerd. Niet alle definities waren hierbij van toepassing op de gekozen stelling maar bij de afbakening van de stelling heeft het ook geholpen om te bepalen waar de discussie niet zou gaan.
Witsche, T. "Street journalists versus 'ailing journalists'?" [2007] Opendemocracy. Article – 16-10-2010 http://www.opendemocracy.net/article/street-journalists-as-an-answer-to-ailing-journalism
http://media-awards.everyhumanhasrights.org/en/content/good-journalism
Deze twee bronnen hadden een tweeledig doel; enerzijds het plaatsen van de basisdefinitie in een context, en anderzijds een eerste oriëntatie op het discours van journalistiek in de praktijk. In het eerste geval was het doel te bekijken hoe een basisdefinitie in een context werd ingezet om bepaalde argumenten te onderbouwen. Het tweede doel was een koppeling tussen definitie en discours die een eerste aansluiting vormde op het in kaart brengen van andere discussies.
Bruns, A. “News Blogs and Citizen Journalism.” [2008] Produsage. – 11-10-2010
http://produsage.org/files/News%20Blogs%20and%20Citizen%20Journalism.pdf
Hargreaves, I., James, T. “New News, Old News.” [2002] ITC/BSC – 09-10-2010
http://www.cardiff.ac.uk/jomec/resources/news.pdf
Hermida, A. “From TV to Twitter: How Ambient News Became Ambient Journalism.” [2010] Media-Culture. McJournal – 09-10-2010
http://journal.media-culture.org.au/index.php/mcjournal/article/viewArticle/220
Chavannes, M., “iMedia: nieuwe journalistiek, nieuw burgerschap?” [2007] RUG. UB – 14-10-2010
http://redes.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/2007/m.chavannes/chavannes.pdf
De bovenstaande bronnen zijn gebruikt ter oriëntatie op het debat. Het idee hierbij was een totaaloverzicht te krijgen, in zoverre dat mogelijk is, over wat er momenteel gaande is in het veld van journalistiek en internet. Natuurlijk zijn de bovenstaande bronnen geen volledige weergave, maar wel een introductie.
Hierdoor werd het voor mij als voorzitter mogelijk de stelling voor het publiek en de debattanten in een context te plaatsen. Verder was het makkelijk om de argumenten die ik van beide partijen ontving voorafgaand aan het debat, in te schatten op waarde en zo een lijn uit te zetten voor het debat. De conclusie kon op basis hiervan alvast losjes worden voorbereid, net als de introductie. Verder gaven deze bronnen in combinatie met de argumenten ook aan welke kant het debat op zou gaan, waar de zwaartepunten lagen, en welke eventuele vragen ik als voorzitter kon stellen.
Mariana Kniveton
Berg, M. van de, en R. Kieviet. “De onmogelijke spagaat van de nieuwe media.” [2010] Joop. Home page – 14-10-2010 http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_onmogelijke_spagaat_van_de_nieuwe_media/#Blom, E. “Wurgt internet de journalistiek?” [2009] Webwereld. Home page – 17-10-2010 http://webwereld.nl/column/63727/wurgt-internet-de-journalistiek---column-.html
Bogaerts, G.J. “Er is toekomst voor de journalistiek.” [2010] De Volkskrant. Home page – 04-10-2010 http://opinie.volkskrant.nl/artikel/show/id/6725/artikel/list/tag/nieuwe+media
Castells, M. The Internet Galaxy: Reflections on the Internet, Business and Society. Oxford: Oxford University Press, 2002.
Deltour, P. “Nieuwe media, nieuwe journalisten.” [2010] Mediakritiek. Home page – 04-10-2010 http://www.mediakritiek.be/blog/2010/02/nieuwe_media_nieuwe_journalisten.html
Flew, T. en J. Wilson. “Journalism as Social Networking: The Australian youdeside Project and the 2007 Federal Election.” Journalism 2 (2010): 131-147.
Peterson, S. “Blogging at DNC Reveals Ironies.” eWeek. Home page – 04-10-2010 http://www.eweek.com/c/a/Messaging-and-Collaboration/Blogging-at-the-DNC-Reveals-Ironies/
Sar, R. van der. “Oude gewoontes in een nieuw jasje.” [2010] Dutch Cowgirls. Home page – 16-10-2010 http://www.dutchcowgirls.nl/media/4260
Shepherd, T. “Twittering in the OECD’s “Participatory Web”: Microblogging and New Media Policy.” Global Media Journal 1 (2009): 149-165.
Timmer, J. “Citizen Journalism Not Making Up for Loss of Local Newspapers.” [2010] Ars Technica. Home page – 17-10-2010 http://arstechnica.com/media/news/2010/07/citizen-journalism-not-making-up-for-loss-of-local-newspapers.ars
Max Laane
Bardoel, J. 2010. De journalistiek moet zich beter profileren en verkopen. De Nieuwe Reporter. 8 november 2010. http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/de-journalistiek-moet-zich-beter-profileren-en-verkopen/
Bardoel, J. 2010. Laat de journalist een voorbeeld nemen aan de slager. De nieuwe reporter. 8 november 2010. http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/laat-de-journalist-een-voorbeeld-nemen-aan-de-slager/
Deuze, M. 2010. Echt goede journalistiek is roddeljournalistiek. De nieuwe reporter. 8 november 2010 http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/echt-goede-journalistiek-is-roddeljournalistiek/
Wansink, H. 2010. Geen kretologie, maar empirie. De nieuwe reporter. 8 november 2010 http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/geen-kretologie-maar-empirie/
Blanken, H. 2010. De journalistiek sanctioneren is een zwaktebod. De nieuwe reporter. 8 november 2010 http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/de-journalistiek-sanctioneren-is-een-zwaktebod/
Stronks, J. 2010. Durf media en journalistiek gewoon eens helemaal lekker weg te denken. De nieuwe reporter. 8 november 2010 http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/durf-media-en-journalistiek-gewoon-eens-helemaal-lekker-weg-te-denken/
Brussen, B. 2010. Doe gewoon stop met ethiek keurmerken en sancties. De nieuwe reporter. 8 november 2010 http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/doe-gewoon-stop-met-ethiek-keurmerken-en-sancties/
Arlman, H. 2010. Journalistiek blijft noodzakelijk voor ordening.” De nieuwe reporter. 8 november 2010 http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/journalistiek-blijft-noodzakelijk-voor-ordening/
Deuze, M. 2003. The Web and its Journalisms: Considering the Consequences of Different Types of Newsmedia Online.
Chavannes, M. 2007. iMedia: nieuwe journalistiek, nieuw burgerschap?
Dommering, E. 2010. De rol van een ‘Journalist’ in de democratie. Ivir.nl. 8 november 2010 http://www.ivir.nl/publicaties/dommering/De_rol_van_een_journalist_in_de_democratie.pdf
Raad van de Journalistiek. 2010. Leidraad Rvdj – september 2010 raad van de journalstiek.nl. 8 november 2010 http://www.rvdj.nl/rvdj-archive//docs/Leidraad%20RvdJ%20-%20september%202010.pdf
Oers, Carmen van. 2010 De frustratie van de vierde macht. 8 november 2010 http://www.stampmedia.be/wp-content/uploads/masterproef.pdf
RenNaus
Ter voorbereiding op ons debat over Journalistiek en Nieuwe Media heb ik een bronnenonderzoek verricht om de argumenten kracht bij te zetten. Hieronder staat per bron vermeld wat de waarde ervan is geweest voor de betreffende argumenten. Gezien de gezamelijke voorbereiding met mijn medevoorstander Michelle Oosthuyzen is het merendeel van de bronnen hetzelfde.Bron 1:
Deuze, M. 2003. “The Web and its Journalisms: Considering the Consequences of Different Types of Newsmedia Online” New Media Society
http://nms.sagepub.com/content/5/2/203 (Laatst bekeken 18-10-2010)
Dit artikel van Deuze geeft een overzicht van de verschillende type onine nieuwsmedia, hun eigenschappen en de manier waarop deze een meerwaarde kunnen vormen voor de huidige traditionele journalistiek. Dit artikel is relevant omdat het de wrijving tussen de traditionele en online journalistiek weergeeft. Daarnaast gaat Deuze in op het feit dat men moet realiseren dat de rol van het publiek, met de opkomst van de nieuwe vormen van online journalistiek, is veranderd. De journalistiek moet de burger een platform aanbieden en de mogelijkheid geven om meningen en informatie uit te wisselen, om mee te doen aan de discussie. Ten slotte geeft Deuze aan dat we het dogma ‘wij schrijven, jullie lezen’ niet moeten onderschatten en dat we rekening moeten houden met de impact van deze veranderingen op gevestigde kernwaardes en idealen binnen de traditionele journalistiek.
Bron 2:
Oratie M. Chavannes, hoogleraar journalistiek RUG. “iMedia: nieuwe journalistiek, nieuw burgerschap?” 6.2.07
http://redes.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/2007/m.chavannes/chavannes.pdf (Laatst bekeken:17-10-2010)
Chavannes beschrijft in dit artikel de ontwikkelingen die de journalistiek heeft ondergaan, de rol van journalistiek in de huidige samenleving en hoe de burger hier een steeds belangrijke rol in gaat spelen. Dit is natuurlijk erg interessant in het kader van onze stelling; moeten we deze ontwikkeling van de journalistiek naar een open praktijk aanmoedigen of (proberen te) beperken. Dit artikel was nuttig bij het samenstellen van mijn argumenten. Zo geeft Chavannes praktijkvoorbeelden van succesvolle burgerjournalistiek, staat hij positief tegenover de blog cultuur en benadrukt hij dat de rol van journalistiek en (professionele) journalisten zal moeten veranderen om deze ontwikkelingen in goede banen te leiden. Ten slotte is hij ook voorstander van de synergie, het creëren van een situatie waarin burgerjournalistiek enerzijds en de beroepsjournalistiek anderzijds elkaar aanvullen en waarderen.
Bron 3:
A. Hermida. 2010. “From TV to Twitter: How Ambient News Became Ambient Journalism”
http://journal.media-culture.org.au/index.php/mcjournal/article/viewArticle/220
(Laats bekeken: 17-10-2010)
Hermida beweerd in dit artikel dat Twitter zich heeft ontpopt als een belangrijk medium voor nieuws en informatie over belangrijke gebeurtenissen en dat Twitter deel uitmaakt van een ‘ambient journalism’ die werd geboren door middel van nieuwe digitale technologieën. Hermida stelt het vermogen van de burgers om een actieve rol te spelen in het proces van verzamelen, rapporteren, analyseren en verspreiden van nieuws en informatie. Daarnaast worden er veel praktijkvoorbeelden gegeven van deze vorm van burgerjournalistiek en hoe deze een meerwaarde vormen binnen de journalistiek.
Bron 4:
J. Bardoel. September 2010. “Toekomst voor de journalistiek”
http://www.gelderlander.nl/specials/7301537/Toekomst-voor-de-journalistiek.ece
(Laatst bekeken: 18-10-2010)
In deze oratie van hoogleraar J. Bardoel van de Radboud Universiteit Nijmegen wordt een beeld geschetst over de toekomst van de journalistiek. Zo stelt de auteur dat journalisten zich meer moeten gaan richten op de 24-uurs journalistiek die er nu heerst, waarbij kranten een achterhaalde nieuwsverspreiding kunnen zijn en dus meer moeten gaan dienen als verdieping in het kader van journalistiek onderzoek. Volgens hem zal de traditionele media dus niet vervangen worden door de nieuwe media, maar een goede verdiepende aanvulling moeten blijken.
Bron 5
Maico Hoksbergen, mei 2009. “Internet verdringt traditionele mediaproducten”
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2009/2009-2789-wm.htm (laatst bekeken 17-10-2010)
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/overheid-politiek/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-90135-wk.htm (laatst bekeken 17-10-2010)
Deze twee internetbronnen van het Centraal Bureau voor de Statistiek geven een met cijfers onderbouwde beschrijving van de verdringing van traditionele mediaproducten door het internet. Zo wordt beschreven dat een sterke groei van het internetgebruik onder mediaconsumenten gepaard gaat met een stijging van het lezen van online kranten.
Bron 6
C. Meijer en J. Arendsen. Juli 2010. “Succesvolle participatieve journalistiek faciliteren in plaats van reguleren”
http://www.denieuwereporter.nl/2010/07/succesvolle-participatieve-journalistiek-faciliteren-in-plaats-van-reguleren/ (Laatst bekeken 17-10-2010)
Dit artikel steunt onze visie dat burgerjournalistiek, hier soms participatieve journalistiek genoemd, moet worden gefaciliteerd in plaats van gereguleerd. Ook geeft het artikel aan dat het belangrijk is dat beide groepen faciliteren en dat is precies waar ook wij als voorstanders van de stelling voor pleiten in een open praktijk. Daarnaast wordt er ook ingegaan op de kansen en problemen die burgerjournalistiek met zich meebrengt, wat natuurlijk interessant is in het licht van het debat.
Bron 7
David Haakman en Ingmar Vriesema. Juli 2006. “Gewone mensen kunnen ook nieuwsjagers zijn”
http://www.nrc.nl/media/article1699423.ece/Gewone_mensen_kunnen_ook_nieuwsjagers_zijn_
(Laatst bekeken 17-10-2010)
Dick van Eijk. Juli 2006. ”Journalistiek is wel echt een vak”
http://www.nrc.nl/binnenland/article1699424.ece/Journalistiek_is_wel_een_echt_vak_
(Laatst bekeken 17-10-2010)
Op de site van NRC wordt in de ‘achtergrond’ geschreven over verschillende onderwerpen. Zo ook over nieuwe media in combinatie met journalistiek. In deze artikelen wordt gesproken over het nut van publieke inbreng voor journalistiek. Journalisten zouden burgerjournalisten moeten zien als inspiratiebron en niet langer als lastige noodzaak. NRC geeft al jaren mogelijkheid tot publieke opinie in de dagbladen, maar met de ontwikkelingen op internet is deze mogelijkheid alleen maar toegenomen. Anderzijds wordt in een volgend artikel de journalistiek als een echt vak beschreven, maar worden vraagtekens gezet bij wat nu de precieze definitie van dat beroep is. Tenslotte wordt er een aantal voorbeelden gegeven over burgerjournalistiek in de praktijk.
Bron 8
G.J. Bogaerts. September 2009. “Burgerjournalist”
http://www.vkblog.nl/bericht/278992/Burgerjournalistiek (Laatst bekeken 17-10-2010)
Deze website betreft een forum waarop antwoord wordt gegeven op de vraag: is er een rol voor burgerjournalistiek, of is dit fenomeen altijd zwaar overschat geweest? De verschillende reacties op deze vraag heb ik gebruikt in de voorbereiding van het debat. Het is nuttig en interessant om te kijken hoe verschillende mensen een mening hebben over burgerjournalistiek en waar precies de meerwaarde ligt volgens hen.
Bron 9
Kristiaan Asscheman. September 2010. “Vier views in drie weken: pay-per-click journalistiek”
http://www.denieuwereporter.nl/2010/09/vier-views-in-drie-weken-pay-per-click-journalistiek/
(Laatst bekeken 17-10-2010)
Deze bron is nuttig geweest bij het vraagstuk over de toenemende freelance journalisten. Door het teruglopend aantal dagbladen, groeit deze beroepsgroep welke de ‘concurrentie’ aangaan met de burgerjournalisten en daardoor ook minder werk krijgen. In dit artikel wordt duidelijk wat de rol van de journalist anno 2010 kan betekenen.
Bron 10
Alexander Pleijter. Juni 2009. “Niet de gedrukte media, maar de journalistiek redden”
http://www.toekomstvandejournalistiek.nl/tag/onderzoeksjournalistiek/
(Laatst bekeken 15-10-2010)
In dit artikel wordt de rol van onderzoeksjournalistiek aangehaald gericht op de toekomstvisie van traditionele media. Onderzoeksjournalistiek wordt in de ogen van de auteur belangrijker voor traditionele media, waardoor de journalistiek kan worden gered ten opzichte van de ondergang van o.a kranten.
Bron 11
Bart Brouwers. Juli 2009. “Augmented Journalism”
http://trueslant.com/bartbrouwers/2009/07/13/augmented-journalism/
(Laatst bekeken 17-20-2010)
De auteur van dit stuk gaat in op de rol van augmented journalism, zoals hij dat noemt. De plek waar bloggers en verslaggevers elkaar ontmoeten en profiteren van elkaars voordelen, kwaliteiten en ervaring. Het gaat hierbij uiteindelijk vooral om een sterkere relatie van de journalistiek met het publiek, en vice versa. In mijn ogen een goede oplossing en een stap in de goede richting wat betreft acceptatie en respect.
Michelle Oosthuyzen
Ter voorbereiding van het debat over de stelling ‘journalistiek als professionele beroepsgroep moet veranderen naar een open praktijk’, heb ik een bronnenonderzoek uitgevoerd. Met behulp van onderstaande bronnen heb ik mijn argumenten voor deze stelling opgesteld.Bron 1:
Deuze, M. 2003. “The Web and its Journalisms: Considering the Consequences of Different Types of Newsmedia Online” New Media Society
http://nms.sagepub.com/content/5/2/203 (Laatst bekeken 17-10-2010)
Dit artikel van Deuze geeft een overzicht van de verschillende type onine nieuwsmedia, hun eigenschappen en de manier waarop deze een meerwaarde kunnen vormen voor de huidige traditionele journalistiek. Dit artikel is relevant omdat het de wrijving tussen de traditionele en online journalistiek weergeeft. Daarnaast gaat Deuze in op het feit dat men moet realiseren dat de rol van het publiek, met de opkomst van de nieuwe vormen van online journalistiek, is veranderd. De journalistiek moet de burger een platform aanbieden en de mogelijkheid geven om meningen en informatie uit te wisselen, om mee te doen aan de discussie. Ten slotte geeft Deuze aan dat we het dogma ‘wij schrijven, jullie lezen’ niet moeten onderschatten en dat we rekening moeten houden met de impact van deze veranderingen op gevestigde kernwaardes en idealen binnen de traditionele journalistiek.
Bron 2:
Oratie M. Chavannes, hoogleraar journalistiek RUG. “iMedia: nieuwe journalistiek, nieuw burgerschap?” 6.2.07
http://redes.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/2007/m.chavannes/chavannes.pdf (Laatst bekeken:17-10-2010)
Chavannes beschrijft in dit artikel de ontwikkelingen die de journalistiek heeft ondergaan, de rol van journalistiek in de huidige samenleving en hoe de burger hier een steeds belangrijke rol in gaat spelen. Dit is natuurlijk erg interessant in het kader van onze stelling; moeten we deze ontwikkeling van de journalistiek naar een open praktijk aanmoedigen of (proberen te) beperken. Dit artikel was nuttig bij het samenstellen van mijn argumenten. Zo geeft Chavannes praktijkvoorbeelden van succesvolle burgerjournalistiek, staat hij positief tegenover de blog cultuur en benadrukt hij dat de rol van journalistiek en (professionele) journalisten zal moeten veranderen om deze ontwikkelingen in goede banen te leiden. Ten slotte is hij ook voorstander van de synergie, het creëren van een situatie waarin burgerjournalistiek enerzijds en de beroepsjournalistiek anderzijds elkaar aanvullen en waarderen.
Bron 3:
A. Hermida. 2010. “From TV to Twitter: How Ambient News Became Ambient Journalism”
http://journal.media-culture.org.au/index.php/mcjournal/article/viewArticle/220
(Laats bekeken: 17-10-2010)
Hermida beweerd in dit artikel dat Twitter zich heeft ontpopt als een belangrijk medium voor nieuws en informatie over belangrijke gebeurtenissen en dat Twitter deel uitmaakt van een ‘ambient journalism’ die werd geboren door middel van nieuwe digitale technologieën. Hermida stelt het vermogen van de burgers om een actieve rol te spelen in het proces van verzamelen, rapporteren, analyseren en verspreiden van nieuws en informatie. Daarnaast worden er veel praktijkvoorbeelden gegeven van deze vorm van burgerjournalistiek en hoe deze een meerwaarde vormen binnen de journalistiek.
Bron 4
TNS Nipo. 2009. “Onderzoek naar nieuwsgaring Nederlandse jongeren”, in opdracht van NOS.
http://xyofeinstein.wordpress.com/2009/11/29/onderzoek-van-tns-nipo-naar-nieuwsgaring-nederlandse-jongeren/ (Laatst bekeken 17-10-2010)
Dit onderzoek van TNS Nipo verschaft inzicht over het feit dat de burger zich nieuwe informatiebronnen aanwendt en dat dit ten koste gaat van het gebruik van de traditionele media als bron van nieuws. Een waardevolle conclusie uit dit onderzoek was dat tweederde (65%) van de 13- tot 65-jarigen, het internet als belangrijke leverancier van nieuws zien. Tachtig procent denkt in 2029 nieuws van het internet te halen en 72 procent (ook) van tv. De krant gaat meer inleveren: van 59 procent naar 37 procent. Hieruit blijkt dat internet, als broedplaats voor burgerjournalistiek, een steeds grotere rol gaat spelen als bron van nieuws. Hieraan heb ik het argument gekoppeld dat het onmogelijk en onzinnig is om deze ontwikkeling tegen te gaan en dat er in deze context samenwerking tussen de burgerjournalist en beroepsjournalist is verreist.
Bron 5
M. van den Berg, redacteur De Speld. Juli 2010. “De onmogelijke spagaat van de nieuwe media”
http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:NUs6aR111rsJ:www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_onmogelijke_spagaat_van_de_nieuwe_media/+aantal+burgerjournalisten+neemt+toe&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl (Laatst bekeken 17-10-2010)
Wanneer van den Berg spreekt over de spagaat van de nieuwe media, dan heeft hij het over het tempo van de nieuwsgaring en -verspreiding anno 2010, die veel hoger ligt dan vooreen, als gevolg van de digitale revolutie in de media. Maar dat tegelijkertijd de media wordt afgerekend op dezelfde kwaliteitseisen als voorheen. Ik heb dit artikel gebruikt om te illustreren hoe in deze context een samenwerking tussen de burgerjournalist enerzijds en de burgerjournalist anderzijds leidt tot een beter resultaat. En dat de één een aanvulling kan vormen op de ander wanneer we spreken van een open praktijk. Het toenemen van de kwantiteit en snelheid waarop nieuwsgaring en verspreiding plaatsvindt door het inzetten van de burger als verslaggever en het gebruik van online media zoals Twitter enerzijds en de kwaliteit door verdieping en onderzoekskant van de journalistiek anderzijds.
Bron 6
C. Meijer en J. Arendsen. Juli 2010. “Succesvolle participatieve journalistiek faciliteren in plaats van reguleren”
http://www.denieuwereporter.nl/2010/07/succesvolle-participatieve-journalistiek-faciliteren-in-plaats-van-reguleren/ (Laatst bekeken 17-10-2010)
Dit artikel steunt onze visie dat burgerjournalistiek, hier soms participatieve journalistiek genoemd, moet worden gefaciliteerd in plaats van gereguleerd. Ook geeft het artikel aan dat het belangrijk is dat beide groepen faciliteren en dat is precies waar ook wij als voorstanders van de stelling voor pleiten in een open praktijk. Daarnaast wordt er ook ingegaan op de kansen en problemen die burgerjournalistiek met zich meebrengt, wat natuurlijk interessant is in het licht van het debat.
Bron 7
D Gillmor. 2004 ‘We the Media. Grasroots Journalism by the People for the People.’ Sebastopol, CA.: O’Reilly.
http://oreilly.com/catalog/wemedia/book/index.csp (Laatst bekeken 17-10-2010)
Gillmor heft het in zijn boek over de verschuiving van de manier waarop wij nieuws maken en consumeren en de manier waarop het nieuws veranderd van een lectuur naar een gesprek. Vooral dit laatste heb ik kunnen gebruiken in mijn argumentatie. Door van de journalistiek een open praktijk te maken, zal de burger een actievere rol kunnen innemen in het communicatieproces en wordt de mogelijkheid geboden om ergens een mening over te hebben.
Bron 8
G.J. Bogaerts. September 2009. “Burgerjournalist”
http://www.vkblog.nl/bericht/278992/Burgerjournalistiek (Laatst bekeken 17-10-2010)
Deze website betreft een forum waarop antwoord wordt gegeven op de vraag: is er een rol voor burgerjournalistiek, of is dit fenomeen altijd zwaar overschat geweest? De verschillende reacties op deze vraag heb ik gebruikt in de voorbereiding van het debat. Het is nuttig en interessant om te kijken hoe verschillende mensen een mening hebben over burgerjournalistiek en waar precies de meerwaarde ligt volgens hen.
Bron 9
Dialogic. April 2010. “Breedband en de Gebruiker V. Wat doet en wil de Nederlandse internetter anno 2010?”
http://www.breedbandgebruiker.nl/pdf/Dialogic%20%282010%29%20-%20rapportage%20Breedband%20en%20de%20Gebruiker%202010.pdf
(Laatst bekeken 17-10-2010)
Deze bron betreft een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Stimuleringsfonds voor de Pers en UPC Nederland. Het onderzoek verschaft inzicht over wat de internetter anno 2010 beweegt, wat hem of haar interesseert en waar hij of zij te vinden is. Wat specifiek van belang was in het licht van het debat, zijn de vragen die zijn voorgelegd rondom de perceptie ten aanzien van nieuws dat door ‘gewone burgers’ wordt opgesteld en online wordt geplaatst. Op de stelling in hoeverre men op internet professionele journalistiek betrouwbaarder vindt dan burgerjournalistiek vindt 32% van de respondenten burgerjournalistiek qua betrouwbaarheid(minstens) gelijkwaardig. Daarnaast blijkt ook dat de respondenten steeds positiever staat ten aanzien van de betrouwbaarheid van burgerjournalistiek: in 2007 vond 54% dit ongelijkwaardig, in 2010 schat slechts 30% nieuws van de gewone burger minder betrouwbaar in dan dat van een professionele redactie. Dit betekent dus dat men burgerjournalistiek als een betrouwbare bron accepteren, of dit terecht is of niet daar valt dan nog over te twisten en dat is dan ook gebeurd tijdens het debat.
Bron 10
J. Mirck. Augustus 2009. “Citizen Journalism bepaalt journalistieke agenda”
http://www.jeroenmirck.nl/2009/08/citizen-journalism-bepaalt-journalistieke-agenda/ (Laatst bekeken 17-10-2010)
Dit artikel geeft de visie van de schrijver over ‘Citizen Journalism’, oftewel burgerjournalistiek weer. Zijn mening sloot naadloos aan op mijn visie, namelijk dat het er in deze discussie niet om gaat of alle producten van burgerjournalistiek journalistiek van aard zijn. Dat zijn ze niet. Wel hebben ze invloed en dragen ze bij aan nieuwsgaring en- verspreiding en zijn dus in dat opzicht zonder meer relevant in het medialandschap.
Roos Vermeulen
Bardoel, Jo. “Toekomst voor de journalistiek.” 17 september 2010. 6 november 2010 http://www.gelderlander.nl/specials/7301537/Toekomst-voor-de-journalistiek.eceFlew, Terry, en Jason Wilson. “Journalism as social networking: The Australian youdecide project and the 2007 federal election.” Journalism 11.2 (2010): 131-147.
Gill, Kathy E. How can we measure the influence of the blogosphere?. Seattle, 2004.
Lewis, Seth C. en alumni. Thinking about Citizen Journalism: Perspectives on Participatory News Production at Community Newspapers. Paper gepresenteerd op het International Symposium on Online Journalism in Austin, Texas, 18 april 2009.
Paulussen, Steve, en Pieter Ugille. “User Generated Content in the Newsroom: Professional and Organisational Constraints on Participatory Journalism.” Westminster Papers in Communication and Culture 5.2 (2008): 24-41.
Pleijter, Alexander. “Toekomst van de journalistiek, Weblog van Alexander Pleijter.” 6 november 2010 www.toekomstvandejournalistiek.nl
Stassen, Wilma. “Your news in 140 characters: exploring the role of social media in journalism.” Global Media Journal, African Edition 4.1 (2010).
Shepherd, Tamara. “Twittering in the OECD’s “Participative Web”: Microblogging and New Media Policy.” Global Media Journal, Canadian Edition 2.1 (2009): 149-165.
Twisk, Pieter van. “Internet en Journalistiek.” Internetjournalistiek. Boom Juridische Uitgevers, 2001. 11-31.
Waning, Robert. “De i-burger als onmisbare tegenhanger van de journalistiek.” Donqui, de journalistiek verdient tegenspraak 11 juli 2006. 6 november 2010 http://www.vkblog.nl/bericht/62085
Bijlage B: bronnen einddebat
Dit is het exacte document dat gebruikt is tijdens het einddebat. Ik dus vermelden dat dit gaat om een 'kladje' waar de spelfouten niet uit zijn gehaald! Zoals te zien is in de tabel zijn de argumenten gestructureerd op basis van Claim, Qualifiation, Warrant en Evidence. Dit is wellicht niet de juiste 'officiële' volgorde maar in dit geval ging het mij meer om het praktisch kunnen verwoorden van argumenten tijdens het debat, zodat bronvermeldingen en de structuur van de argumenten ook lekker liep tijdens het spreken.Kladdocument
De aanpak van het verspreiden van ongeautoriseerde content moet zich richten op de medewerking van ISP’s en niet op consumenten.
Argumenten voor: de ISP moet WEL helpen
ISP faciliteert contentverspreiding
CALSEen ISP het mogelijk maakt om de wet te overtreden, QDAN & WIEDan moet een ISP hier dus ook verantwoordelijk voor worden gehouden (niet de verspreiding, maar de mogelijkheden)WOMDAT1 Zonder het mogelijk maken, de content niet werd verspreid. Kaspersen geeft in zijn wetsinformatieboek over contracten van ISP aan dat dit valt onder zorgplicht (25)
2 ISP zich wel verantwoordelijk stelt bij gevallen van kinderporno (hier is een meldpunt voor), dus als je de ene criminele activiteit wil onderdrukken, moet dat bij de ander ook. Men verwacht ook dat je bij moord naar de politie gaat, maar ook als je ziet dat iemand overvallen wordt. Als je daar geen melding van maakt dan geldt dat ook als nalatigheid.
3 de ISP moet wettelijk gezien meewerken aan onderzoek ? deze is met het oog op internationaliteit uitgebreid met de stelling dat ISPs moeten voorkomen dat verspreiding plaatsvindt (28) (wetsvoorstel handhaving Computercriminaliteit)
4 KOSTEN ISP ISP's hoeven niet continue alles te controleren maar kunnen ook kiezen voor een steekproefsgewijze controle wat minder geld, tijd en technologische middelen kostEBRONKaspersen et. al. 1999CCONCLUSIEzorgplicht
Consument wordt niet gecriminaliseerd
QDAN & WIEDan wordt het makkelijker voor consumenten de wet niet te overtredenWOMDATZij nu vaak geen overzicht hebben van welke content nou wel of niet verspreid mag wordenEBRONOnderzoek naar p2p sharing door het Molengraaff Insituut voor privaatrechtCCONCLUSIEBurgers worden niet meer gecriminaliseerd
Wetshandhaving is makkelijker
QDAN & WIEwordt het makkelijker voor de overheid en rechtelijke instanties om illegale content verspreiding tegen te gaan WOMDATde wetgever, rechter, technologie industrie en de content eigenaren geen effectieve controle kunnen uitoefenen op piraterijEBRONBlijkt uit onderzoek o.b.v. interviews met technologen door The Pew Internet & American Life ProjectCCONCLUSIEWetshandhaving wordt makkelijker en beter gestructureerd
Compromis : consument + ISP + muzikant blij
QDAN & WIEkan i.p.v. het stoppen van verspreiding ook gekeken worden naar betaling voor illegale content, zodat de consument nog steeds toegang heeft, en de rechtmatige eigenaar nog steeds inkomsten creëertWOMDATEen deel van bijvoorbeeld muzikanten zelf aangeeft hier behoefte aan te hebben, zodat structurele problemen in bv. de muziekindustrie zoals de prijs van CD's kan worden omzeiltEBRONBlijkt uit onderzoek van PewNet uit 2004 naar de voorkeuren en meningen van muzikanten over de aanpak van illegale content verspreidingCCONCLUSIEBv. de muzikanten pleiten zelf voor een dergelijk systeem, omdat ze zo nog steeds “illegale” content aanbieden aan hun consumenten zonder inkomsten mis te lopen. Bovendien hoeven ISP's niet bang te zijn om klanten weg te jagen.
Argumenten tegen: de ISP moet NIET helpen
Het is onduidelijk
CALSHet voor veel gevallen niet eens duidelijk isQDAN & WIEOntstaat er alleen maar verwarring tussen overheid en ISPs, ISPs onderling en voor de consumentenWOMDAT1 Internationale uitwisseling van content in internationale wetgeving onduidelijk is (Kaspersen et. al., 1999: 32) en overeenstemming is op korte termijn niet mogelijk
2 ISPs weten niet wat ze moeten beschermen of doen: er zijn te grote verschillen over verantwoordelijkheid voor internetuitingen (dus ook verspreiding): rechterlijke bevoegdheid, inhoudelijke verschillen van rechtsstelsels m.b.t. beschermingsniveau, en erkenning en uitvoering van vonnissen (33)
3 overheidsregulering is alleen te verwachten wanneer zelfregulering faalt (34); dat is nu dus zo omdat ISP tegemoet willen/moeten komen aan consumenten in de vorm van maatschappelijke groepen of een sociale toezegging willen doen, die botst met overheidsbelagen. ISPs zijn geen officiële aanbieder van NUTS-voorziening maar een commerciële speler, dus het belang van de consument gaat voor dus zelfregulering is geen optie
4 De ISP moet al meehelpen: illegale content zijn voorwaarden aan die druk leggen op de medewerking van de ISP in geval van gebleken misbruik; de maatregelen zijn echter aan de ISP (37). M.b.t. Kinderporno: hier is al een meldpunt voor (38)
5 Er vind een verschuiving plaats van aanbieding van informatie naar aanbieding van toegang dat veelal plaatsvindt via mail: hiervan kunnen ISP niet rechtmatig kennis verkrijgen dus hoe wil je ze verantwoordelijk houden (40). Als ze hiervan op de hoogte willen zijn moeten de privacywet worden gebroken, en zijn ISPs alsnog de dader
EBRONKaspersen et. al.CCONCLUSIEConclusie: zelfregulering kan alleen o.b.v. (42)
politie & justitie moeten open staan voor aangiftes van meldpunten (kinderporno maar ook andere illegale content)
financiële overheidsbijdrage omdat er sprake is van bescherming algemeen belang
wetgever moet duidelijk zijn
Combinatie is nodig met nadruk op overheid
De introductie van de OV chipkaart schaadt de privacy
Argumenten tegen: OV chipkaart schaadt NIET
Zonder persoonsgegevens is het bijna niet mogelijk privacy te schaden, en geen enkele partij eist 100% bescherming omdat dat onmogelijk is.
CALSDe Wet Bescherming Persoonsgegevens wordt nageleefd QDAN & WIEis het zo goed als mogelijk op basis van persoonsgegevens de privacy te schaden.WOMDAT1 Zonder persoonsgegevens een persoon niet kan worden benadeeld in aspecten van privacy zoals bv. o.a. zelfstandigheid, bewegingsvrijheid gelijkheid, en vrij blijven van manipulatie. Trans Link Systems (uitgever kaart) geeft aan in de privacybrochure dat zij een een richtlijn over persoonsgegevens hebben opgezet o.b.v. WBP die zij naleven.
2 Verder geven ze duidelijk aan zich te houden aan de WBP (wet bescherming persoonsgegevens), en moeten alle verwerkte data doorgeven aan het College bescherming persoonsgegevens in Den Haag. Dit geeft het CBP zelf aan, dus niet alleen TLS & vervoerders
3 Consumenten kunnen op ieder ogenblik informatie toevoegen, verwijderen of aanpassen. Het is mogelijk om anoniem te reizen, en de OV bedrijven zullen geen actie ondernemen om hier wel gegevens over te verzamelen.
4 Alleen bij een persoonsgebonden product zoals een jaarabonnement bij de NS zijn de gegevens bekend bij de NS. Degenen die op saldo reizen hebben alleen persoonsgegevens bij TLS. Er wordt dus geprobeerd de verspreiding van gegevens tegen te gaan, en als een abonnement wordt opgezegd dan worden persoonsgegevens bij die vervoerder vernietigd
5 Als er wordt gekozen voor een persoonsgebonden abonnement dan wordt bij de consument duidelijk gemaakt welk OV bedrijf toegang heeft over de gegevens.
6 Bovendien ROVER geeft aan zich aan dezelfde WBP te houden, en zij worden gezien als iemand die het opneemt voor de reiziger, maar in het geval van de OVC kijkt iedereen met argusogen naar het privacybeleid, terwijl er toch veel dieper op ingegaan wordt dan bij ROVER.
DATABASE LEK
7 Persoonsgegevens staan niet op de kaart zelf maar in een backoffice systeem (dossier privacy) (Hagecom, Mobis)
EBRONNouwt, 2005: Privacy voor doe-het-zelvers, Mobis, CBP Den Haag, OV Loket (Rover) CCONCLUSIEPrivacy is breder dan alleen persoonsgegevens, maar deze zijn cruciaal bij de bescherming van privacy en TSL en de vervoerders garanderen deze.
Ongewenste reclame
CALSMen geen reclame wil dan zijn er twee mogelijkheden:QDAN & WIEreclame o.b.v. basispersoonsgegevens zoals NAW kunnen via een opt-out functie worden tegeggehouden: de klant ontvangt dan bijvoorbeeld ook geen informatie meer over werkzaamheden aan het spoor.
Voor verwerking van meer dan de basisgegevens moet de klant zelfs expliciet toestemming geven dit te willen.
WOMDATDe OVC zorgt dus niet ineens voor bergen ongewenste “reclame”, wat dus ook gewoon reisinformatie kan zijn. En er wordt in de folder “Privacy” duidelijk aangegeven dat deze mogelijkheden er zijn. TLS en de vervoerders zijn hier heel open in. EBRONFolder OV-chipkaart.nlCCONCLUSIEEen klant wordt niet ineens, zomaar, onterecht en zonder inspraak opgezadeld met wat jullie alleen maar definiëren als “reclame”De consument heeft geen vertrouwen
CALSDe consument geen inzicht of beschikking heeft over eigen gegevens/ privacybeleid, QDAN & WIEvertrouwd de consument het nietWOMDATHet vertrouwen van de reiziger in de OV-chipkaart wordt in belangrijke mate bepaald door betrouwbare transacties en betrouwbare informatie over de transacties;
Het CBP ziet goed toe op de bescherming van de privacy van de reiziger en dekt het hele werkveld af;
Het financiële risico van fraude met de huidige kaart is voor de reiziger beperkt.
Veel reizigers maken zich niet erg druk over privacy: het wordt pas een issue als er in de media een issue van wordt gemaakt. Een minderheid vindt privacy daarentegen wel belangrijk; EBRONEen reactie van staatssecretaris Huizinga van Verkeer & Waterstaat over een onderzoek uit 2008 van Inno-V naar het vertrouwen van consumenten in de OVC.
CCONCLUSIEVertrouwen hangt niet alleen af van privacybeleid, en voor het gedeelte privacy waar de consument hier wel om geeft (en meer) wordt goed zorg gedragen
Argumenten voor: OV chipkaart schaadt WEL
Persoonsgegevensbescherming: OVC let alleen op persoonsgegevens, niet op privacy
CALS Privacy gaat niet alleen om persoonsgegevens maar ook de mate waarin o.a. Bewegingsvrijheid, vrijblijvendheid van manipulatie, e.a. Worden gegarandeerd. Als een TLS of de vervoerders dergelijke gevoelens niet kunnen bewerkstelligen QDAN & WIEDan is er dus sprake van aantasting van privacy WOMDAT1 Onder privacy worden niet alleen persoonsgegevens verstaan, maar ook zelfstandigheid, bewegingsvrijheid (die er dus niet/ minder is omdat reisplaatsen en tijden worden bijgehouden), gelijkheid (is er ook niet; roze & leeftijdskorting abbo), vrij blijven van manipulatie.
2 De WBP alleen een wet over persoonsgegevens, en privacy valt daardoor deels buiten beschouwing
3 Huizinga geeft zelf in een brief aan de tweede kamer aan dan een 100% veilige OVC niet bestaat, dus de klant loopt altijd risico. Verder blijkt dat een hogere veiligheid de reiziger meer gaat kosten, dus bovenop de aanschaf van de kaart, het overzetten van saldo tussen
kaarten, een minimaalbedrag etc.
4 Op het moment dat de klant met een vraag zit of bv. restitutie wil vanwege vertraging, moet er worden gekeken om welke kaart het ging en worden de gegevens toch bekend (alleen bij de NS, bv.). Dus zonder je bekend te maken kun je niet optimaal gebruik maken van de services.
Dit staat ook bij ROVER op de zorgpuntenlijst rondom de OVC. Bovendien kun je met een ´roze strippenkaart´ en met leeftijdskorting niet anoniem reizen.
http://www.rover.nl/chipkaart/zorgpuntenlijst.pdf
5 Voor de afhandeling van restituties en financiële aangelegenheden is het niet nodig om 7 jaar lang gegevens van klanten te bewaren. Die kaart zelf gaat uberhaupt ongeveer 5 jaar mee. Ook het College Bescherming Persoonsgegevens bracht een rapport uit waarin bleek dat de GVB in Amsterdam veel te veel gegevens vasthoudt.(webwereld persbericht politek)
EBRON(Nouwt, 2005), ov-chipkaart (folder), rijsoverheid.nl, (webwereld persbericht politek)CCONCLUSIEOVC let alleen op persoonsgegevens, niet op privacy
Privacygarantie wordt alleen intern gegeven; criminele activiteiten worden niet bestreden
CALSConsumenten het slachtoffer worden van derde/ externe partijen zoals criminelen die de database hacken, danQDAN & WIEstaat de consument er alleen voorWOMDAT1 TLS en de vervoeders geen duidelijk antwoord op bestrijding of voorkoming van deze activiteiten. Er worden in de voorwaarden alleen voorbeelden gegeven van persoonsgegevens of transacties waarbij deze worden uitgewisseld tussen vervoerders onderling of tussen vervoerders en reizigers. aatregelen strekken zich dus alleen tot waar het OVC intern controle over heeft, maar nalatigheid waardoor derde partijen gegevens misbruiken wordt niet verantwoord.
2 Het is niet verplicht om datalekken zoals die van mei 2010 te melden. Hierbij kwamen o.a. naam, telefoonnummer, adres, geboortedatum en e-mailadres van 168.000 mensen vrij. Met het oog op verkoop van data, en het niet hoeven melden hiervan kunnen OV bedrijven “per ongeluk” data lekken, oftewel verkopen.
3 Verder geeft dit ook aan dat hoe onveilig het systeem is. Ook dit blijkt uit een rapport van het CBP+ de maatregelen zijn zowel in technologisch als organisatorisch opzicht onvoldoende.
EBRONOV-chipkaart.nl, privacy folder, CBP rapport, Bit of Freedom (datalek archief)CCONCLUSIEcriminele activiteiten worden niet bestreden
Men krijgt wel ongewenste reclame
CALSConsumenten DM/ reclame krijgen, wat nu al gebeurd ondanks dat TLS & vervoerders aangeven persoonsgegevens alleen voor kerntaken te gebruiken,QDAN & WIEis dat o.b.v. de brief in 2008 aan staatssecretaris Huizinga pas legaal mogelijk in 2012WOMDAT1 Omdat OV bedrijven pas na vier jaar in staat zijn een wettelijk correcte marketingprocedure te starten, i.v.m. het verzamelen van gegevens.
2 Verder kan buiten officiële conclusies o.b.v. datamining ook sprake zijn van 'voorspellingen' van het reisgedrag waarop aanbiedingen kunnen worden gemaakt. Dus als iemand hoofdzakelijk zijn of haar reis beëindigd bij het adres van de UU, is het voorspelbaar dat ze daar werkt of studeert, en dus kerstvakantie van periode y-z heeft, en daar kan dan een aanbieding op worden afgestemd.
3 Generieke kortingen vereisen geen individuele gegevens en deze mogen daarom niet als voorwaarde voor dergelijke kortingen worden gehanteerd (nieuwsberichten Infrasite).EBRONCollege Bescherming Persoonsgegevens; OVC onderzoek, ov-chipkaart.nl, nieuwsberichten InfrasiteCCONCLUSIEEr is wel degelijk sprake van bewuste inzet tot reclame o.b.v. persoonsgegevens, waardoor het privacy element 'vrij van manipulatie' komt te vervallen
Online privacybescherming is een individuele verantwoordelijkheid
Argumenten voor: individuele verantwoordelijkheid is wel mogelijk
CALSMensen zelf gegevens af staan aan bv. Facebook of niet de privacy optie gebruikenQDAN & WIEDan heeft de provider dus alles gedaan om de consumenten te beschermenWOMDAT1 Het mogelijk maken voor de consument om zichzelf te beschermen, maar deze gebruikt de optie niet. Een aanbieder kan moeilijk langs de klant gaan zitten om hem/haar op het juiste knopje te laten klikken.
2 Databeheerders moeten mensen op de hoogte stellen dat hun data gebruikt of doorgegeven wordt (95), met uitzondering van situaties waarin kan worden verondersteld dat de persoon op de hoogte is, of waarbij het voordelig is dat deze niet op de hoogte is (criminele activiteiten) (96). Verder heeft men het recht om binnen vier weken reactie te krijgen na aanvraag van inzage, aanvulling of verwijdering van gegevens uit het bestand.
3 Er zijn instrumenten in de vorm van techniekgerichte instrumenten, gedragsgerichte instrumenten, informerende instrumenten, contractuele intrumenten of geschilbeslechtende instrumenten, die worden genoemd als zelfreguleringsinstrumenten voor de bescherming van persoonsgegevens. Bedrijven kunnen dergelijke instrumenten gebruiken om gegevens te beschermen, maar als de consument hier geen gebruik van maakt of toch zijn/ haar info online zet, dan betekend dit niets.
4 Burgers worden al meer zelfbewust volgens een Harris onderzoekspoll; hieruit blijkt dat 83% van de burgers (US) wel eens gevraagd heeft om verwijdering van gegevens. De burger is dus wel degelijk op de hoogte en het is onrechtvaardig om dan alleen de vinger te wijzen naar bedrijven.
EBRONKlosek, 2000 , Nouwt 2005 CCONCLUSIEConsumenten hebben vaak wel de mogelijkheden om te beslissen over hun gegevens, zelfs als dat via de provider gaat. De provider daarentegen is gebonden aan wettelijke regelingen die kunnen worden beboet als ze niet worden nageleefd.
Argumenten tegen: individuele verantwoordelijkheid is NIET mogelijk
Data is verspreid
QDAN & WIEdan moet een persoon onderhand een eigen databeheersysteem beheren (te veel gebeurd)WOMDATAnonieme hacker “The Riddler”; bijvoorbeeld MS die ervoor zorgt dat IE websitebezoek bijhoudt van iedere website die een persoon ooit heeft bezocht, alle email wordt bijgehouden. De mappen met bijgehouden bestanden zijn niet zichtbaar ook als de persoon 'verborgen mappen' – 'bestanden weergeven' is aangevinkt. Het kan wel met enige moeite via een MS-DOS commando worden bekeken en ziet er in Word eerst uit als onduidelijke barcodes, en pas na een paar schermen ziet men de webadressen. Het is niet duidelijk wat MS met deze bestanden doet maar er is een spider ontwikkeld, omdat het bestand (index.dat) dat alle gegevens bijhoudt niet kan worden verwijderd via het verwijderen van de cache en de history. ?
Windows OS in 2009 (w3operator) heeft een marktaandeel van 91%(hitslink) en IE een marktaandeel van meer dan de helft (). Hoe in hemelsnaam moet een individu zich wapenen tegen dit soort praktijken?
2 Deelname aan online leven of overheidcontact is onmogelijk zonder opgave van persoonsgegevens (Spaink). Dus men heeft geen keus, maar wordt wel verantwoordelijk gehouden als het misgaat. Die verantwoordelijkheid hoort te liggen bij degene die dwingt gegevens af te geven; men heeft geen keus (zoals OVC in Rotterdam)
3 De Amerikaanse burger geeft aan m.b.t. Privacy het volgende belangrijk te vinden:: aansprakelijkheid en beveiliging, controle over het verzamelen en verstrekken van persoonsgegevens, anonimiteit op internet, geen web tracking, vertouwen in overheid en bedrijfsleven, openheid over tracking, informatie en ten slotte ook zelfbescherming; hoe kan een consument voor al deze onderdelen van privacy verantwoordelijk zijn?EBRONNouwt; privacy voor doe het zelfvers (2005:33,34), Spaink, 2010 (Wie is UCCONCLUSIEDe consument is kansloos als ze het zelf moeten bijhouden
Bijlage C: feedbackverwerking n.a.v. Logboek 1
Filmanalyse
Feedback docent
Het koppelen van de losse signalen zoals die beschreven zijn, aan de volledige weergave van het personage. De feedback m.b.t. het vermelden van een bron zijn hier niet van toepassing, omdat dit stuk door mijzelf is geschreven en er geen gebruik is gemaakt van bronnen. Wat wellicht wel vermeldt had kunnen worden was, zoals aangegeven, het jurynummer, en de verwijzing naar de film zelf in de vorm van een bron.Eigen reactie m.b.t. Feedback
Het geschreven, beschrijvende stuk dat niet uit een losse opsomming bestaat van de lichaamstaal is de verklaring voor de lichaamstaal. Ik ben inderdaad van mening dat de koppeling tussen deze twee delen duidelijker had kunnen zijn. Verder is het beschrijvende stuk door mijzelf geschreven, dus ik begrijp niet waarom er een bron vermelding had moeten zijn. Er staan ook geen verwijzingen in de beschrijving, dus deze feedback kwam voor mij heel onverwacht en ik kan het eigenlijk niet goed plaatsen. Is het de bedoeling dat ik bij ieder zelfgeschreven stuk er expliciet bij zet dat ik degene ben die dit schrijft, en dat er dus geen bron zal volgen?Debatregels
Feedback docent
Gemaakte claims moeten worden onderbouwt. Verder is hadden de opmerkingen bij de debattanten uit het gekozen voorbeelddebat verder uitgewerkt kunnen worden. Een uitgebreidere introductie van het gekozen debat had enkele onduidelijkheden kunnen verhelpen.Eigen reactie m.b.t. feedback
Ik vond dit zelf één van de slechtste stukken omdat het ging om het formuleren van debatregels, en dat heb ik duidelijk niet gedaan. Ik ben verbaasd dat hierop geen feedback is gegeven. Verder ben ik het ermee eens dat de uitleg of observatie van de debattanten beter of in ieder geval uitgebreider had kunnen (moeten) zijn, hoewel ik niet snap dat ik bij de 'ene' korte beschrijving wel feedback krijg, en bij de rest allemaal niet.Dabatanalyse andere groepen
Feedback docent
Het eerste dat opviel bij deze debatanalyse was dat er enkele punten niet voldoende waren uitgelegd. Met name het verder uitdiepen van de inhoud en de debattechniek moet de volgende keer grondiger gebeuren. Er moet duidelijker een reflectie/ analyse worden gegeven op het debat, het liefst op basis van claim, evidence, warrant en qualifications. Niet alleen een woordelijke beschrijving is voldoende, maar het per onderdeel toelichten en geven van verbeterpunten is van belang.Eigen reactie m.b.t. feedback
Enerzijds ben ik het heel erg eens met deze feedback, anderzijds niet. Ik had natuurlijk voor mezelf wel kunnen bedenken dat een reflectie aan de hand van de bovengenoemde onderdelen had moeten plaatsvinden. Verder komt ook hier weer het onderbouwen van claims naar voren, waar ik in de toekomst duidelijk op moet gaan letten. Wat me ontzettend stoort is dat er geen kader of richtlijn qua kwaliteit en/of kwantiteit wordt gegeven en dat ik dan te horen krijg dat ik 'te mager' ben geweest in mijn analyse. Ik heb toch duidelijk de moeite genomen om mindere punten van het debat uit te lichten, deze te analyseren en vervolgens voorbeelden te geven, en de benadrukken waarom dit beter zou zijn geweest. Dan heb ik duidelijk wel een poging gedaan om er diep op in te gaan, maar bij gebrek aan richtlijn weet ik niet goed waar ik mijn pijlen op moet richten.E駭-op-鳬n-debat
Feedback docent
Hier had ik duidelijker moeten zijn met het oog op het duidelijk maken wie wat heeft gezegd. Als laatste feedback hierop staat commentaar dat volgens mij betrekking heeft op de groepsdebatten-analyse. Verder was er m.b.t. dit stuk weinig op of aan te merken.Eigen reactie m.b.t. feedback
Het klopt inderdaad dat de verdeling tussen debattanten, dus het wie zegt wat, duidelijker had gekund. Hier geldt in principe weer hetzelfde als in veel stukken: duidelijker verwijzen.Tekstanalyse
Feedback docent
Er is een duidelijk gebrek aan academisch niveau. In dit feedback blijkt dit door het gebrek aan een duidelijke en goede annotatie; dit commentaar komt erg vaak terug en dat dus zeker een hoofdpunt is. Verder is de opzet van de teksten ook niet op niveau. Een tip die wordt gegeven is het gebruiken van de Handleiding Academische Vaardigheden. Onder andere het inleiding van de stukken is niet voldoende. Verder ontbreekt het inhoudelijk vaak aan het leggen van relaties en zijn sommige gemaakt argumenten niet duidelijk. Ook het gebruiken van afkortingen die niet verder worden uitgelegd blijkt een struikelblok. Er mist aan structuur en aan introductie van bronnen en schrijvers. Doordat er wordt geprobeerd grote vraagstukken uit te leggen wordt er onvoldoende uitleg gegeven m.b.t. auteurs en zijn er veel aannames en vooroordelen.Eigen reactie m.b.t. feedback
Mijn grootste probleem is denk ik dat ik de reflectie heb begrepen als het geven van een eigen visie of het schrijven van een eigen stuk. In plaats daarvan moet ik veel meer bezig zijn met hetgeen dat er 'voor mijn neus ligt', oftewel, een duidelijkere relatie leggen tussen tekst en hoorcollege.Met betrekking tot de annotatie, verwijzingen en opzet van het stuk kan ik alleen maar aangegeven dat de stukken slordig en 'ongeïnteresseerd' zijn geschreven, zonder aandacht voor de afwerking ervan. Dit komt duidelijk naar voren, wat er zonde is omdat er gewoon duidelijk wordt aangegeven in de Handleiding Academische Vaardigheden hoe deze zaken moeten worden uitgevoerd.
Totaal: verbeterpunten en waar deze zijn toegepast in Logboek 2
Algemeen
Het eerste 'verbeterpunt' dat ik wil aandragen is mijn vraag naar tussentijdse feedback over nieuwsberichten en de analyseopdrachten na week drie. Hiermee wilde ik dubbelchecken of ik inmiddels een aantal verbeterpunten had doorgevoerd. De feedback hierop was dat ik (nog steeds) redelijk ongenuanceerd was, wat ik in mijn weekopdracht van week zeven heb geprobeerd te verbeteren. Andere eerdere punten zoals een gebrek aan academisch niveau kwam niet meer terug, evenals een slechte annotatie. Hier was duidelijk vooruitgang geboekt hoewel er nog steeds verbeterpunten waren. De tussentijdse feedback heeft me erg geholpen op de juiste, verbeterde weg door te gaan.Debatanalyse
Zoals te zien is ben ik veel dieper op de elementen Claim, Warrant, Evidence en Qualification ingegaan dan voorheen. Ik heb deze waar mogelijk per persoon behandeld, maar om ook de voorzitter en het debat in het algemeen niet te kort te doen heb ik een algemeen oordeel gevormd. In één geval heb ik aparte rol toebedeeld gekregen, en ik heb het debat dan ook aan de hand daarvan beoordeeld. Verder ben ik niet alleen structureler ter werk gegaan, maar heb ik ook gelet op diepgang (dus uitgebreider erop ingaan waar dat mogelijk was) en het geven van voorbeelden om mijn feedback te ondersteunen. Hiervoor heb ik het volledige debat van week drie overnieuw geschreven, zodat ik het 'slechte, oude' en het 'nieuwe, goede' debat voor mijzelf naast elkaar kon leggen en de plus- en minpunten nog een keer kon bekijken.Deze opbouw heb ik ook gebruikt om mijn einddebat te voeren, om aan te tonen dat ik deze methode (er zullen ook vast nog anderen zijn) goed in de vingers heb. Ook wil ik laten zien dat door te letten op deze elementen bij medestudenten, ik ze succesvol heb kunnen toepassen in mijn eigen einddebat.
Tekstanalyses
Zoals eerder aangegeven ben ik als eerste tussendoor nog terug gekomen voor extra feedback. Ten tweede heb ik al mijn stukken eerst in het 'klad' geschreven, zodat ik een ruwe versie had. Dit heb ik gedaan om te voorkomen dat mijn punten te los waren en gebrek was aan samenhang. Ik heb ten derde voor deze opzet zoals werd aangegeven in de feedback van mevrouw Kotkamp, de Handleiding Academische Vaardigheden gebruikt, en ik hoop dan ook dat er meer structuur is in mijn stukken dan voorheen. Zie hiervoor ook de feedback van Milou van Bruggen en Thomas van Boeschoten.Als vierde doorgevoerde verbeterpunt wil ik de verbeterde annotatie noemen. Hier heb ik meer op gelet en ook hier heb ik weer de Handleiding Academische Vaardigheden gebruikt. Ik hoop dat dit ook te zien is in mijn bibliografie en in de tekst zelf. Ten vijfde heb ik echt geprobeerd een (één) onderwerp te kiezen, en hierop in te gaan. Dit om het probleem van een te algemeen beeld zonder echte richting te verhelpen. Als laatste punt wil aangegeven dat ik heb geprobeerd om over het algemeen minder slordig te werk te gaan, en meer aandacht te besteden aan mijn analyseopdrachten. Ik hoop dat deze punten naar voren zijn gekomen tijdens het lezen van mijn Logboek.