zondag 24 oktober 2010

Nieuwe Media en Journalistiek: analyseopdracht



Het hoorcollege rondom het thema Journalistiek en Nieuwe Media van 14 oktober werd verzorgd door Bert Brussen. Met het oog op het komende debat dat ik zal verzorgen, heb ik met name gelet op Brussen als praktisch voorbeeld van een internetjournalist, ten opzichte van de typen journalistiek beschreven door Deuze. Ik zal in het komende stuk mijn conclusies beschrijven, die veelal ingaan op het verschil tussen theorie en praktijk.


Deuze geeft in 'The Web and it's Journalisms' een indeling van journalistiek op basis van de ontwikkeling van het internet in de laatste jaren, en de manier waarop het tegenwoordig gebruikt wordt. De focus ligt daarbij op de journalist. Deuze geeft al in het begin aan dat het verifiëren van de herkomst van informatie op internet bijzonder moeilijk is (206). Het gevolg hiervan zien we in de aanklacht van het Openbaar Ministerie van 'bedreiging' tegen Brussen. Zijn beschrijving laat zien welke reacties het plaatsen van bepaalde content kunnen hebben in de 'offline wereld'. De aanleiding hiervan was een retweet (een Twitterbericht dat verder wordt gestuurd). Als we dit vergelijken met traditionele journalistiek, dan blijkt dat het verwijzen naar bronnen binnen de online journalistiek minder serieus wordt genomen. Een gevolg hiervan is dus de aanklacht tegen Brussen.


Hypertekstualiteit, multimedialiteit en interactiviteit worden door Deuze (211) gezien als eigenschappen van online journalistiek. Hypertekstualiteit is hierbij het 'openen' van het internet, door via links verschillende informatiebronnen met elkaar te verbinden. Een reactie hierop uit de zaal tijdens het college van Brussen, was dat het internet helemaal niet zo open lijkt als het is. Er is nog altijd sprake van websites waarvoor registratie vereist is, of die op een andere manier zijn afgebakend voor de 'normale' webgebruiker. Brussen gaf helaas een oppervlakkig invulling aan multimedialiteit. Zijn enige bijdrage hierover was dat de krant in de komende jaren weliswaar niet geheel zou verdwijnen, maar dat dit een nicheproduct zou worden en meer de vorm zou aannemen van een tijdschrift dat voor ca. €7 in de winkel zou liggen.


Deuze geeft aan dat in sommige contexten de interactiviteit betrekking heeft op de verandering van 'passieve gebruikers' naar 'prosumers' (213). Ondanks het redelijk populistische taalgebruik van Brussen dat vaak niet werd onderbouwd, gaf hij een kleurrijke term aan de prosumers van Deuze: 'sprinkhanen'. Hiermee omschrijft Brussen het fenomeen dat wanneer hij (of iemand anders) een Tweet (een Twitterbericht) plaatst, heel snel daarna heel veel bezoekers de betreffende link volgen. Ondanks het minder formele taalgebruik blijken beschrijvingen uit de praktijk en in de theorie dus inhoudelijk wel overeen te komen.

Wat ik uiteindelijk mist in zowel de tekst van Deuze en in het gastcollege van Brussen, was de relatie met een journalistieke code. Hoewel Deuze een goede eerste poging doet om internetjournalistiek in te delen aan de hand van gedragingen, bleef een belangrijk verschil tussen burgerjournalistiek en 'professionele' journalistiek achterwege. Dit viel me op omdat Deuze wel duidelijk aangeeft dat de scheidslijn tussen journalisten en burgerjournalisten lijkt te verdwijnen, geeft hij eerder een beschrijving dan een criterium. Het meest passende criterium dat ik zelf heb kunnen vinden, legde de nadruk op waarheid, accuratesse, objectiviteit, aansprakelijkheid en het beschermen van bronnen (Every Human Has Rights). Hier gaat Deuze niet op in, maar deze begrippen kunnen wel geanalyseerd worden in het licht van Brussen.


Waarheid lijkt wel steekhoudend voor Brussen, omdat hij niet alleen voor zichzelf werkt, maar ook voor een bedrijf dat een reputatie heeft hoog te houden. Zelfs wanneer het gaat om GeenStijl.nl, een controversiële lifestyle site die ongenuanceerd berichtgevingen uit de media presenteert, dan is het onderwerp van het bericht gebaseerd op een 'waar' nieuwsitem. Accuratesse is in sommige gevallen zelfs beter volgens Brussen, omdat er soms misstanden naar boven komen die zonder burgerjounalistiek aan ons voorbij waren gegaan. Aansprakelijkheid en objectiviteit zijn echter hekele punten. Tijdens het college werd dit niet direct door Brussen toegegeven, maar deze eisen voor professionele journalistiek worden vaak niet aangehouden. Ook de bescherming van bronnen laat soms te wensen over. Brussen gaf hier als redenen aan dat het enerzijds lastig onder controle te houden is, en anderzijds lijkt dit niet bijzonder interessant tenzij er direct gevaar dreigt.


Mijn inziens blijkt dus dat er buiten de 'technische' beschrijving van Deuze meer focus moet komen op de principiële achtergronden van journalistiek. Brussen lijkt als burgerjounalist echter weinig interesse te tonen over dit onderwerp, omdat hij door zijn status als burgerjounalist in zekere zin veel vrijer is om te schrijven wat hij wil. Dit geeft aan dat er ondanks de versmelting van de professionele journalist en de burgerjounalist, op basis van principes nog altijd een grote discrepantie bestaat.


Bronnen:


Deuze, M. “The Web and it's Journalisms: Considering the Consequences of Different Types of Newsmedia Online”, [2003] Google. Documents – 14-10-2010

https://docs.google.com/viewer?a=v&pid=gmail&attid=0.1&thid=12b9f375354688f9&mt=application/pdf&url=https://mail.google.com/mail/?ui%3D2%26ik%3D8385822299%26view%3Datt%26th%3D12b9f375354688f9%26attid%3D0.1%26disp%3Dattd%26realattid%3Df_gf6f113u0%26zw&sig=AHIEtbRCZGA3wDSeWWAmsXbAPOWdGr9_aw


- , "Good Journalism", [-], Everyhumanhasrights. Content - 19-10-2010

http://media-awards.everyhumanhasrights.org/en/content/good-journalism

Geen opmerkingen:

Een reactie posten